Ik gilde van de pijn.
Hank: ‘Wat is Jacy van plan?’
Ik: ‘Ik weet het niet.’
Ponife draaide aan de X.
Ik gilde.
En zo ging het maar door, tot ik de tel kwijtraakte. Uiteindelijk brak ik, en gaf ik toe dat ik had gespioneerd voor Jacy en dat hij had geprobeerd de Controllers te omzeilen in ons computernetwerk. Ik behield nog een laatste restje waardigheid door te verzwijgen dat ze van plan waren de besturing van al onze belangrijke systemen over te zetten naar een eigen netwerk, hoewel ik inmiddels wenste dat ik die kennis niet bezat. Niet nu mijn spieren trilden van de niet-aflatende pijnaanvallen en mijn kleren naar angst roken. Niet nu ik helemaal opgerold op de vloer lag, verlangend naar een snelle dood in de Hakmolen.
Hank leek tevreden te zijn met mijn bekentenis en vertrok, maar Ponife bleef. Mijn angst verdubbelde zich. Hij zette zijn helm af. Mijn angst verdriedubbelde zich. Ponife knielde naast me neer. Mijn angst was met geen pen meer te beschrijven.
‘Wees niet… bang,’ zei hij, hijgend van de inspanning. ‘Jullie lucht is… zwaar. We zullen jullie wereld niet… schaden. We willen terug… wat van ons is.’
‘Wat is dat dan?’ vroeg ik.
‘Dit schip.’
Dat was wel het laatste wat ik had verwacht. ‘Weet je het zeker?’
‘Ja. Jullie… voorouders hebben het gestolen. Ons verbannen.’
Het viel me op dat hij het woord ‘verbannen’ gebruikte. Natuurlijk kon dat allerlei betekenissen hebben. ‘Hoe weet je dat? Zoals je al zei, onze lucht is zwaarder dan die van jullie.’
‘We hebben… bestanden. We moesten onze lucht… zo lang… rantsoeneren… dat we eraan gewend zijn. Het luchtmengsel is makkelijk aan te passen. We vinden wel een… geschikt gemiddelde. Goed voor iedereen.’
‘Waarom vertel je me dit?’
‘Jij bent leider,’ zei Ponife.
Ik raakte de commandoband aan. ‘Geen goede.’
‘Werk met ons samen. Je zult kans krijgen… om schade te repareren.’
Ik betwijfelde of dat zo gemakkelijk zou gaan. ‘Waarom hebben ze jullie verbannen?’
Zijn gedrag veranderde meteen. Verkeerde vraag.
‘Brutaal kind.’ Ponife draaide aan de X.
Toen ik weer bijkwam, was Ponife verdwenen. Nu stond er een dienblad met eten en een glas water. Mijn keel brandde, dus klokte ik het water naar binnen. Toen viel ik aan op het voedsel. Pas toen ik het bijna op had, dacht ik aan het gevaar. Ik haalde mijn schouders op. Ze hadden geen drugs of gif nodig. Nog een paar sessies met die band en ik deed alles wat ze vroegen.
Ik dacht na over wat Ponife verteld had en probeerde te bedenken waarom iemand verbannen zou worden. De vraag was of de mensen van Binnen, de Insiders, in die tijd hadden geweten van de Expansie of niet. Wij hadden de Trava’s niet gerecycled, maar als we niet hadden geweten van de Expansie hadden we wel gemoeten, om plaats te maken voor ons allemaal. Misschien dat onze voorouders zulke herrieschoppers niet in de Hakmolen hadden gestopt, maar ze in een bobbelmonster het Heelal in hadden gestuurd. Was dat beter of erger dan gerecycled worden? Zelf zou ik mijn kans liever wagen in het Heelal, in een bobbelmonster, dan eindigen in de Hakmolen.
Uiteindelijk viel ik uitgeput in slaap.
Ik werd wakker van een schrapend geluid. Verward knipperde ik met mijn ogen tegen het felle daglicht, terwijl het geluid steeds harder werd. Ergens diep vanbinnen herkende ik het, maar mijn brein zag het verband nog niet helemaal.
Na nog een paar seconden sprong ik overeind. Ik klom omhoog naar de ventilatieschacht en tuurde erin. Daar was Zippy!
Uit alle macht rukte ik aan de tralies, maar het haalde niets uit. Riley had kennelijk geraden dat ik vastzat, omdat ik anders inmiddels wel ontsnapt zou zijn. Ik tastte met mijn vingers en vond een stoffen zakje dat aan Zippy zat vastgebonden. Brave jongen.
Ik trok het zakje tussen de tralies door en droeg mijn schat terug naar de slaapmat. Grappig hoe de kleinste dingen belangrijk worden als je zo totaal hulpeloos bent.
Snel maakte ik het zakje open. Er vielen een microfoon en een ontvanger uit, samen met een ijzerzaagje. Ik stopte de ontvanger in mijn oorlel en zette de microfoon aan.
‘Kan iemand me horen?’ vroeg ik. Ik probeerde niet al te zielig te klinken, maar mijn stem trilde van de spanning en verraadde me.
‘Trella!’ Rileys opgeluchte stem klonk in mijn oor.
Ik plofte neer op de mat. Dit was voor het eerst in lange tijd dat het weer eens mee zat.
‘Wat is er mis?’ vroeg hij.
Bang dat Hank ons gesprek zou opvangen vertelde ik snel over de nieuwe controlekamer en de Outsiders.
Toen ik klaar was, stelde Riley me een paar vragen. Toen zei hij: ‘Zorg dat je daar wegkomt, dan zie ik je bij –’