‘Nu wel, ja.’
‘Te laat! De schade is al aangericht. Maar ik heb de hoop nooit laten varen. Ik ben blijven zoeken. Ik wist zeker dat ze ons niet in de steek zouden laten.’ Hij maakte een weids gebaar met zijn arm. ‘En daar zijn ze. En ze zijn net als wij. Op weg door het Heelal om een nieuw thuis te vinden. En nu hoef ik niet langer aardig te doen tegen de Commissie en tegen jou.’
Ik keek even naar Bubba Boom. ‘Als iedereen al gelooft dat de Controllers onze werkelijke leiders zijn, waar hebben jullie mij dan nog voor nodig?’
‘Er zijn er heel veel zoals jij, die er niet in geloven. En die jou blindelings vertrouwen,’ zei Bubba Boom.
‘Maar je hoeft ze alleen maar het bewijs te tonen.’ Ik gebaarde naar de Outsiders. Ze kwamen wat dichterbij, met onhandige bewegingen. Ook Karla kwam mijn kant op. Geweldig. Twee nachtmerries binnen handbereik.
‘We willen geen paniek veroorzaken. Ze hebben de Commissie geaccepteerd omdat jij daarachter stond, en daarom zullen ze ook de Outsiders accepteren als onze Controllers, als jij erachter staat.’
Wat een vertrouwen. En zo onterecht. Hank had gelijk. Ik had niet nagedacht over de consequenties van mijn ontdekkingen. Maar ik wist wel dat het goed was geweest om de Opper Cops af te schaffen.
‘Wat doet Karla hier?’ vroeg ik Bubba Boom.
‘De Trava’s werkten al lang voor jouw opstand samen met de Controllers. Ze heeft ons geholpen toen ze contact met ons opnamen.’
‘Wisten de Trava’s dat ze van Buiten kwamen?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei Karla. ‘We dachten dat ze intelligente wezens waren die binnen ons computernetwerk leefden. De werkelijkheid is veel logischer.’
‘Hoe ben je uit de cel weggekomen?’
Bubba Boom gaf antwoord. ‘Daar heeft Anne-Jade voor gezorgd. Logan heeft al die tijd onder onze… bescherming gestaan, niet die van de Commissie. We hebben nu ook de controle over de belangrijkste systemen. Anne-Jade zet het leven van haar broer niet op het spel. Ze geeft te veel om hem om ons iets te weigeren.’
‘Dat geldt ook voor Trella, denk ik,’ zei Hank. ‘En ik geloof eerlijk gezegd niet dat ze werkelijk overtuigd is.’
Bubba Boom trok me wat dichter naar zich toe, alsof hij me wilde beschermen. ‘Ze is ontvoerd door Jacy. Sloan heeft geprobeerd haar te vermoorden. Ze begrijpt het nu echt.’
‘Wat, precies?’ vroeg Hank.
‘Ik begrijp dat we iets nodig hebben dat ons kan verenigen,’ zei ik. En dit geloofde ik inderdaad voor honderd procent. Alleen was het mijn bedoeling om de mensen van Binnen bij elkaar te brengen, niet om ze tot de ondergeschikten van de Outsiders te maken. ‘En ik geloof dat de Controllers ons zullen helpen, en ons niets zullen doen.’
Hank wendde zich tot Karla. ‘Wat vind jij ervan?’
‘Ik vind dat je haar meteen moet recyclen,’ zei ze. ‘Ze zal alles voor ons verpesten. Je moet haar nóóit vertrouwen.’
Bubba Boom greep mijn hand nog wat steviger beet. ‘Ik vertrouw haar. En Cogon hield van haar alsof ze zijn zus was.’
‘En kijk eens hoe goed dat voor hem heeft uitgepakt,’ zei Karla.
Hank beet op zijn onderlip. ‘Ik laat de Controllers beslissen. Kom mee.’
Het was maar goed dat mijn hart er al vandoor was gegaan, anders was het nu in mijn borstkas geëxplodeerd door pure doodsangst.
Bubba Boom maakte mijn hand los uit de zijne. ‘Het komt goed. Vertel ze gewoon de waarheid.’ Hij gaf me een zetje in de richting van Hank en de Outsiders.
Ik voegde me bij hen en volgde hen naar een andere ruimte. Toen de deur sissend achter ons dichtging, kon ik nauwelijks adem krijgen. De lucht was hier veel ijler. Ik hapte naar adem, met het gevoel dat ik stikte. Paniekerig keek ik om me heen.
Het was een standaardvergaderruimte met een tafel en stoelen. Maar aan de wand hingen grote, zilverkleurige tanks en in de hoek stonden stalen kisten opgestapeld. De ventilatieschachten en verwarmingsroosters waren afgedekt met metalen platen.
Hank gebaarde naar een stoel. Toen ik eenmaal zat, liet hij me de kleine tank en het zuurstofmasker zien, vlak bij een van de stoelpoten. Langzaam drong door mijn wazigheid en duizeligheid heen wat hij bedoelde, en ik bedekte mijn mond en neus met het masker en vulde mijn longen met zuurstofrijke lucht.
De Outsiders frunnikten aan de sluitbeugels bij hun hals. Eerst hoorde ik een sissend geluid en toen een plop, waarna ze hun zilveren helmen afzetten.
Ze leken inderdaad op ons. Kort bruin haar, bruine ogen, een neus, mond, oren. Maar hun huid had een ongezonde, vaalgele kleur, bijna alsof ze geelzucht hadden. En ze keken bepaald niet vriendelijk.
De Outsider rechts van mij rimpelde zijn neus alsof hij iets rook wat bedorven was. ‘Is dit schaapleider?’ Hij sprak met een zwaar accent en had moeite om de woorden uit te spreken.