De man links wees op zijn gesp. ‘Anti-stunners.’ Hij richtte zijn wapen op mijn borstkas.
Ik kromp ineen, maar er gebeurde niets. Goed gedaan, Zippy. Toen besefte ik dat het twee tegen een was. Ik vloog naar de ziekenzaal. En ik was bijna ontsnapt.
Maar toen riep een van hen: ‘Blijf staan, of dokter Lamont gaat eraan.’
Shit. Ik draaide me om. De bullebak aan de rechterkant drukte een scalpel tegen Lamonts keel. Haar boze ogen vertelden me glashelder dat ik weg moest rennen. Die twee kerels bluften waarschijnlijk, maar dat risico kon ik niet nemen. Niet nu haar leven op het spel stond.
‘Laat je wapen vallen,’ beval Rechterbullebak.
Een vreemd verzoek, aangezien ik ze er toch niet mee kon verdoven. Ik legde de stungun op de vloer, en Linkerbullebak pakte hem op. Voordat ik iets kon zeggen, verdoofde Linkerbullebak me met mijn eigen wapen. De knallende klap raakte me vol in mijn borstkas, en ik tuimelde achterover.
Hoofdstuk 15
De schok uit de stungun trok een vlammend spoor van pijn door mijn lichaam, alsof er duizend naalden in me werden gestoken. Daarna volgde de verlamming, maar dat leek trager te gaan. Uiteindelijk kon ik me niet meer bewegen of helder denken of praten. Ik hoorde wel stemmen, maar ik kon de woorden niet begrijpen. Mijn zicht werd wazig, en ik kon niet meer focussen op één persoon of ding. Ik had me nog nooit zo hulpeloos en zo onverschillig tegelijk gevoeld.
Ik was in iets wits gehuld en voelde beweging. Moeizaam concentreerde ik me op de geluiden om me heen. Na een tijdje onderscheidde ik het spoelen van wasmachines en het draaien van drogers. Vervolgens hoorde ik de zoem van de energiecentrale, terwijl de wasserijgeluiden wegstierven.
Het gekletter en geratel van de energiecentrale klonk steeds luider, en ik rook de hete, zoete lucht van de glasovens. Het daglicht ging over in blauw licht, en plotseling werden alle geluiden afgekapt.
Het witte materiaal verdween. De twee bullebakken stonden te praten, en mijn gezichtsveld verplaatste zich naar een lager punt. De mannen rommelden nog wat met dingen om me heen en vertrokken toen.
De tijd verstreek, tot ik pijnscheuten door mijn voeten voelde gaan, die vervolgens langs mijn kuiten omhooggingen. Traag en pijnlijk keerde nu overal in mijn lichaam het gevoel terug. Toen het effect van de stungun eindelijk helemaal was verdwenen, bleek tot mijn opluchting ook de mist in mijn hoofd weer opgetrokken te zijn. Al snel volgde de paniek.
Ik zat op een stoel; mijn polsen waren met metalen boeien aan de armleuningen vastgemaakt. Een harde metalen ring klemde om mijn enkels, en ik vermoedde dat ook die waren vastgeklonken aan de stoelpoten. Ook mijn middel was vastgesnoerd. De stoel bewoog niet mee toen ik me tegen mijn ketenen verzette. Ik overwoog om hulp te schreeuwen, maar de wanden waren bedekt met isolatieschuim, en dat maakte me banger dan het feit dat ik aan een stoel zat vastgeketend.
Ik haalde diep adem, verdreef mijn paniekerige gedachten en concentreerde me op het positieve. Ik was niet gerecycled. Ik zat niet in de cel met Karla en Vinco. En Logan wist van het bovenste niveau van Binnen. Wat nog meer?
In het zachte blauwe schijnsel keek ik om me heen. Langs twee wanden hingen planken die vol lagen met metalen onderdelen, net als langs de helft van de wand waar de deur in zat. Mijn eerste indruk was dat het een werkplaats voor de onderhoudsmensen was, maar de stoel paste niet in dat plaatje. En de tafel vol half afgemaakte apparaten duidde erop dat dit de plek kon zijn waar de bullebakken hun anti-stunners in elkaar hadden geknutseld.
Ik keek of ik ventilatieschachten of verwarmingsbuizen zag, maar tevergeefs. Dat verklaarde waarom ik niet van het bestaan van deze kamer wist. Het betekende ook dat de deur de enige uitgang was. Door een opening eronder kwamen licht en lucht binnen.
Je hoefde niet briljant te zijn om te raden dat Jacy mijn ontvoering op touw had gezet. Al snapte ik niet waaróm. Het was duidelijk dat Sloan hem had verteld over mijn bezoekje aan de afvalverwerkingscentrale, dus Jacy wist dat ik een truc had uitgehaald met mijn zendertje. Maar waarom zou dat hem ertoe drijven om dit te doen?
Een paar uur later had ik nog steeds geen antwoorden. En ook geen eten en water. Mijn maag rommelde. Eindelijk ging de deur open en kwamen mijn twee bullebakken en Jacy de kamer in geglipt. Ze sloten de deur achter zich en draaiden hem op slot.
Jacy, die duidelijk niet erg blij was, nam me een tijdje aandachtig op.
Ik staarde terug. ‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ik.
‘Zeg jij het maar. Wat heb je allemaal uitgespookt?’ vroeg hij.
‘Ik heb geholpen met het doorprikken van een steenpuist – dat was echt smerig. Ik heb een hand gehecht, alle oppervlakken in de behandelkamer gedesinfecteerd –’
‘Hou op met die spelletjes, Trella. Je weet best wat ik bedoel.’