Nadat ze de incisie in Emeks buik had gehecht droeg Lamont me op om de wond af te dekken met gaas, terwijl ze zelf het infuus met de verdoving instelde. Al snel waren we klaar. Ik reed Emek de behandelkamer in, die ook dienst deed als uitslaapkamer. Als de nieuwe niveaus eenmaal klaar waren, zouden de ziekenboegen op niveau twee en drie worden samengevoegd tot één grote medische voorziening. Dat was een gemakkelijk besluit geweest voor de Commissie. Helaas gold dat niet voor alle besluiten.
Ik bleef bij Emek tot hij weer stabiel was, terwijl ik zijn vitale functies in de gaten hield. Toen hij bijkwam, verplaatsten we hem naar een gewoon bed op de grote zaal. Ik zorgde ervoor dat hij comfortabel lag, hielp hem om een slokje water te nemen en stopte hem in toen hij in slaap viel.
Toen ik me omdraaide, ontmoette ik Lamonts peilende blik. Ze had naar me staan kijken, maar leverde geen commentaar op mijn zorgzaamheid. Ze controleerde Emek, knikte en ging terug naar de operatiekamer om daar op te ruimen. Omdat ik wist hoe belangrijk een steriele omgeving was, ging ik haar helpen. We werkten in stilte, maar de spanning tussen ons leek iets minder intens. Toen alle oppervlakken glommen en alles naar ontsmettingsmiddel rook, gooide ik de vieze doeken in een speciale zak voor medisch wasgoed en mikte hem in de wasstortkoker.
‘Je hebt het goed gedaan,’ zei ze. ‘Dank je wel.’
Ik bromde wat en liep naar mijn kamer. De opwinding van de spoedoperatie was weggevloeid, en nu voelde ik de vermoeidheid tot diep in mijn botten.
‘Er ligt een pakje op je bed, van Logan,’ zei Lamont, terwijl ik de deur openduwde.
Maar goed dat ze Logans naam noemde. Want als ik niet had geweten dat hij het had gebracht, had ik aangenomen dat het van Lamont zelf was. Dan zou ik het naar haar kantoor hebben gebracht om het daar aan gruzelementen te slaan. In plaats daarvan zette ik de vampierbox op de tafel. Het was een apparaat dat door de Opper Cops was gebruikt om sloven te testen op illegale drugs en zwangerschappen door bloed af te nemen. En het kon ook bepalen wie mijn biologische moeder was, vaststellen of ik inderdaad een verwant was van Lamont. Het was Logans idee geweest om de vampierbox daarvoor te gebruiken.
Ik ging op mijn bed liggen. Starend naar het plafond vroeg ik me af waarom Logan die box juist nu had gebracht. Hij wist dat ik geen behoefte had om die verwantschap te bewijzen. Lamont had me zelf niet eens erkend – dat was bewijs genoeg. Ik besloot later bij Logan langs te gaan om het hem te vragen.
Uiteindelijk viel ik in slaap. Ik dreef rond in een zee van duisternis, omringd door leegte, en probeerde vaste grond onder mijn voeten te krijgen. Maar mijn lichaam werd steeds dunner. Mijn armen werden doorschijnend. Mijn benen verdwenen. Ik loste op in het niets.
Geluid en tastzin keerden plotseling overweldigend terug toen een enorm lawaai me wekte. De vloer schudde, en mijn bed maakte zo’n slinger dat ik door mijn kamer werd gesmeten. Ik knalde tegen de wand, samen met de tafel. De vampierbox raakte gevoelig hard mijn voorhoofd voordat hij tegen het metaal uiteenspatte.
Losse voorwerpen wervelden door de lucht en sloegen tegen me aan alsof de inhoud van mijn kamer in een gigantische wasdroger was gepropt die vervolgens was aangezet.
Het blauwe licht doofde, en plotseling zat ik in het aardedonker. Toen stopte het geschud en getril. Ik lag op een hoopje op de vloer, tussen alle gevallen spullen. Verward en verdwaasd bleef ik liggen, terwijl ik probeerde mijn gedachten op een rijtje te krijgen.
Na een tijdje drong de stilte tot me door. De Zoem had altijd door Binnen weerklonken, zo vertrouwd als het kloppen van mijn eigen hart. Een continu, geruststellend geluid waarvan je je eigenlijk nooit echt bewust was.
De Zoem betekende dat de energiecentrale zijn werk deed en de stroom en warmte produceerde die ons in leven hielden.
Stilte betekende het tegenovergestelde. Tot op dat moment had ik nooit ware doodsangst gekend.
Hoofdstuk 2
In de inktzwarte duisternis maakte ik mezelf los uit de berg spullen en kwam overeind. Een golf van duizeligheid overspoelde me, waardoor ik weer op de vloer terechtkwam. Ik drukte mijn vingers tegen mijn slaap en raakte een pijnlijke plek die bedekt was met iets kleverigs en vochtigs – bloed. Waarschijnlijk had ik ook een hersenschudding.
Omdat ik mijn benen niet vertrouwde, kroop ik naar de deur, ondertussen de rotzooi opzijschuivend. Tenminste, ik hoopte dat ik naar de deur kroop. In het duister was het moeilijk om me te oriënteren.
Mijn hand raakte iets hards en ronds, en met een triomfantelijke uitroep pakte ik mijn verkennershelm op. Grappig hoe de kleinste dingen belangrijk werden in een noodsituatie. Ik zette de helm op en knipte de lamp aan.
Ik was de verkeerde kant op aan het kruipen, en de kamer was een grote puinhoop – geen verrassing. Uit mijn rechteronderarm stak een dikke glasscherf – dat verraste me wel, want ik voelde geen pijn. Maar natuurlijk vlamde de pijn meteen op toen ik naar het bloed keek dat uit de wond vloeide. De eerstehulpinstructies die ik vroeger had geleerd, toen ik nog in de Zorgeenheid woonde, schoten door mijn hoofd. Ik liet de scherf waar hij was.