‘Wie zou zoiets…’ Ik kon de woorden niet uitspreken.
‘Ik,’ zei Logan.
‘En wie nog meer?’ wilde zijn zus weten.
‘Een paar… Trava’s. Misschien Riley.’ Hij pakte het masker voor wat extra zuurstof. ‘Domotor. Trella’s vader.’
‘Nolan is al vijftien centiweken geleden verwerkt tot kunstmest,’ zei ik.
‘Volgens… Karla Trava.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ze heeft jou ook niet gerecycled…’
‘Dat is allemaal niet zeker.’ Ik drukte alle hoop meteen de kop in. Het was een belachelijk idee, dat Nolan nog zou leven. ‘En trouwens, dan had hij zich wel bekendgemaakt, na onze opstand.’
Weer haalde Logan zijn schouders op. In mijn hoofd nam ik zijn lijstje door. Riley was het in elk geval niet, en Domotor leek me ook onwaarschijnlijk. Dan bleven de Trava’s over. ‘Zijn er werkende computers in Sector D4?’
Anne-Jade keek me boos aan. ‘Denk je dat ik getikt ben?’
‘We hebben ze uitgeschakeld,’ zei Logan.
‘Kan het zijn dat de Trava’s ze weer aan de praat hebben gekregen?’ Voordat Anne-Jade tegen me kon gaan snauwen voegde ik eraan toe: ‘Ze hebben niets beters te doen. En Logan en jij hebben ook allerlei verbijsterende apparaten gemaakt van afvalmateriaal, dus het is een zinnige vraag.’
Afwezig krabde ze aan haar arm. ‘Het zou misschien kunnen. Ik zal er een team heen sturen, om het te checken.’ Ze snoof geërgerd, liet haar hand onder haar mouw glijden en krabde nog harder.
Logan tastte blindelings naar haar en raakte haar arm aan. ‘Hou op. Dokter Lamont zei… dat je eraf moet blijven… omdat het anders gaat ontsteken.’
‘Maar het kriebelt,’ zei ze met opeengeklemde tanden.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik.
Ze schoof haar mouw omhoog en onthulde een wit verband, zoals Logan en ik ook om onze armen hadden. ‘Ik heb huid gedoneerd, zodat de dokter een nieuw jasje voor mijn broer kon kweken.’
Logan glimlachte. ‘Nu zit ik onder de meisjesbacillen… zeg het maar niet tegen Riley.’
‘Misschien word je wat slimmer,’ plaagde Anne-Jade hem. ‘En ik zou graag geloven dat je nu wat blijer wordt dat je een zus hebt, maar ik betwijfel het.’
Ik herinnerde me dat hij had gezegd dat meer dan vijftig procent van zijn lichaam was verbrand. ‘Had hij die huid nodig om te overleven?’
‘Ja. We hadden hetzelfde huidtype, wat niet altijd het geval is bij broers en zussen.’
Ik keek naar mijn eigen verbonden armen en vroeg me af hoe ernstig ik zelf verbrand was. Toen ontmoette ik Anne-Jades kalme blik.
‘Het was bij jou minder ernstig dan bij Logan, maar jij had ook nieuwe huid nodig,’ zei ze.
Ze rechtte haar rug, alsof ze me uitdaagde om haar te vragen wie voor mij huidcellen had gedoneerd; dat, of ze zette zich schrap voor een ruzie. Ik had voor beide de energie niet, dus nam ik afscheid en schuifelde terug naar mijn bed.
Het bezoekje aan Logan had me uitgeput. Dankbaar voor de stroom frisse lucht ademde ik diep in door het zuurstofmasker. Grappig dat ik zoiets cruciaals als ademhalen zo gewoon had gevonden – ik had er nooit aandacht aan besteed, tot het een probleem werd.
De volgende keer dat ik wakker werd brandde het daglicht in de ziekenboeg en was mijn gordijn voor de helft opzijgeschoven. Lamont reed net een kleine tafel naar me toe. Daarop lagen schone verbanden, zalf en een spons, naast een kom water. Ik zette me schrap. Ze was van plan mijn verband te verwisselen en mijn brandwonden schoon te maken.
De klok gaf uur twee aan. Alweer tien uur kwijt aan verwondingen. Weer een week voorbij. We zaten nu in week 147.022.
Lamont probeerde een glimlach, maar bedacht zich toen. Ze hield haar toon en gedrag zakelijk. Dokter en patiënt. ‘Hoe voel je je?’
‘Alsof ik een paar uur in de oven heb gezeten.’
Even blonk er een pretlichtje in haar ogen. Ze duwde een lange haarlok die aan haar vlecht was ontsnapt achter haar oor. Ze droeg haar lichtgroene shirt en broek, dus kennelijk ging ze opereren. ‘Je weet dat ik je verbanden moet –’
‘Doe het maar gewoon snel… alsjeblieft.’
Met vaardige vingers haalde ze het verband van mijn linkerarm, vanaf de pols. ‘Misschien wil je je huid liever niet zien. Het is nog niet genezen, en het ziet eruit als…’
Ik wachtte af.
‘Rauw vlees. Maar uiteindelijk wordt het weer normale, gezonde huid. Ik heb zelfs de littekens op je armen en benen weggehaald, van… eerder.’
‘Kun je dat?’
‘Dat heet plastische chirurgie. Normaal gesproken doe ik dat niet voor armen en benen. Wel voor gezichten. Maar omdat je toch al zoveel huid nodig had…’