Het volgende moment was ik omringd door de vertrouwde gordijnen van de ziekenboeg. Ik werd op een bed gelegd en kreeg een masker over mijn neus en mond dat koele lucht in mijn longen pompte. Gulzig zoog ik de zuurstof naar binnen, ondanks de scherpe pijn in mijn keel. Mijn huid voelde alsof de vlammen er nog aan likten. De injectie in mijn arm was niet meer dan een speldenprikje vergeleken bij wat de rest van mijn lichaam doormaakte.
Pas toen ik duizelig werd, besefte ik wat die injectie betekende. Het was te laat om me te verzetten, en de wereld begon om me heen te draaien. Dat was geen nieuw gevoel. Helemaal niet.
De pijn was tenminste wel verdwenen toen ik wakker werd. Maar het masker zat er nog – maar goed ook, want mijn longen hadden de grootste moeite met ademhalen.
Mijn armen en benen waren verbonden. Zachte witte handschoenen bedekten mijn handen. Gezichten kwamen en gingen, terwijl ik daar half bewusteloos lag. Ik herkende Lamonts frons, Rileys zorgelijke blik en Bubba Booms boze gezicht. Ik begreep de woorden pijnstillers, idioot, hersenbeschadiging, roekeloos en huidtransplantatie. Maar het gezicht waarover ik me zo’n zorgen maakte zag ik niet, en de stem die ik zo graag wilde horen hoorde ik niet. Ik zou al blij zijn geweest als iemand zijn naam had genoemd. Logan.
Zonder hem zou Binnen verloren zijn. Behalve de hooggeplaatste Trava’s wist alleen hij hoe hij dit schip moest besturen. Hij was in feite onze kapitein. Precies om die reden was hij het doelwit van de brand geweest, vermoedde ik. Ik probeerde het masker af te rukken om naar hem te vragen, maar Lamont sloeg mijn hand weg en dreigde me weer te verdoven als ik het nog eens zou proberen.
Uren of weken later – moeilijk te zeggen – werd ik wakker in de stilte van het blauwe licht. Het scheen door de stof van de gordijnen om mijn bed. Het voelde niet langer alsof er iemand van metaal op mijn borstkas zat, dus haalde ik het masker weg. Maar ik hield het wel bij de hand, voor het geval dat.
Schaapje was vlak naast mijn hoofd ingestopt. Met een glimlach legde ik hem opzij, zodat hij niet op de vloer zou vallen, terwijl ik moeizaam overeind ging zitten. Ik was meteen buiten adem van de inspanning. Ik ademde een paar keer diep de zuurstof uit het masker in. Voorzichtig, zodat ik geen geluid zou maken, glipte ik door de opening van het gordijn. Ik bleef even staan om mijn ogen aan het schemerige licht te laten wennen en om mijn kleine beetje kracht naar mijn benen te laten vloeien. De klok gaf aan dat het uur 92 was, en dat betekende dat ik minstens zestig uur van de wereld was geweest. Ik moest er echt een keer mee ophouden, met telkens van die enorme brokken tijd kwijtraken. Het voelde alsof ik het grootste deel van mijn tijd in de ziekenboeg doorgebracht.
Vlakbij hing een kamerjas over een stoel, alsof iemand had verwacht dat ik uit bed zou kruipen – Riley, waarschijnlijk. Ik sloeg de jas om mijn schouders en speurde de andere bedden af. In de twee bedden naast het mijne lagen patiënten te slapen. Het derde bed in de rij was ook afgescheiden met gordijnen. Hopelijk lag Logan daar.
Ik schuifelde – meer lukte niet met mijn verbonden benen en strakgespannen huid – naar de verborgen patiënt. Ik dook onder het gordijn door en viel bijna flauw van opluchting. Logan lag in het bed te slapen. Tenminste, ik dacht dat hij sliep. Zijn ogen waren bedekt met gaas en over zijn neus en mond zat een zuurstofmasker.
Hij trok het weg en vroeg: ‘Wie is daar?’
‘Trella,’ fluisterde ik.
Hij stak zijn vrije hand uit, en ik nam hem in de mijne. Ook hij droeg van die speciale witte handschoenen. ‘Dank je,’ zei hij.
Ik haalde mijn schouders op, maar besefte toen dat hij het niet kon zien. ‘Ik heb je alleen wat dichter bij de deur gebracht. Iemand anders heeft het echte heldenwerk verricht.’ En ik moest erachter komen wie dat was geweest. ‘En trouwens, je zou hetzelfde voor mij gedaan hebben.’
‘Waarschijnlijk.’ Zijn glimlach vervaagde al snel weer.
‘Wat is de schade?’
‘Tien luchtfilters… kasten. De computer –’
‘Ik had het over jou.’
‘O. Meer dan vijftig procent,’ pufte hij, ‘van mijn lichaam verbrand.’ Hij drukte het masker tegen zijn gezicht en ademde een paar minuten diep in en uit. ‘Ik kan niet meer zien… maar dat is misschien… tijdelijk.’
Wat een afschuwelijk nieuws. Ik kneep hem in zijn hand. ‘Misschien? Dat klinkt vaag.’
‘Dokter Lamont… weet over een tijdje… meer.’
‘Over hoelang?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Dat weet ik niet.’
Ik wachtte terwijl hij nog meer zuurstofrijke lucht uit het masker naar binnen zoog. ‘Ik heb miljoenen vragen, maar die komen later wel. Ik zal je er nu maar één stellen. Denk je dat die brand was aangestoken of dat het een aanval op jou was?’