Dus draaide ik me weer om naar het computerscherm. Ik wist niet hoe ik moest uitloggen, dus liet dat maar zitten en pakte het notitiebord op. Maar voor ik kon opstaan, zag ik een heldere witte lichtflits op de monitor die de lijst uitwiste. Toen werd het beeld zwart. Het leek me nogal vreemd, maar toen ik naar Riley keek, zag ik dat zijn blik nog steeds op mij gericht was. Kennelijk had hij niets raars opgemerkt.
Ik ging staan en stak het notitiebord even omhoog. ‘Ik zoek wel iemand anders die me kan helpen.’ Ik haastte me naar de deur en had de deurkruk al bijna beet toen hij mijn naam riep.
‘Wie ga je vragen?’ vroeg hij.
‘Anne-Jade weet vast wel een betrouwbaar persoon. Ik zie je later.’ Voordat hij nog iets kon zeggen glipte ik de kamer uit.
Nadat ik de deur met een zachte klik had gesloten leunde ik tegen de wand in de gang en bedacht ik wat ik nu moest doen. Er was niemand te bekennen. Wat niet zo vreemd was, want er waren nooit veel mensen in de gangen van de bovenste niveaus, die een waar doolhof vormden. Omdat ik al op niveau vier was en vermoedde dat Anne-Jade aan het werk was in haar kantoor in Kwadraat A4, besloot ik haar op te zoeken. Ik zette me af van de wand en begon die kant op te lopen. Toen bleef ik stokstijf staan.
Grijze rook golfde over de dunne vloerbedekking. Eenmaal van de schrik bekomen begon ik te rennen, in de richting waar de rook vandaan kwam. Die werd dikker en donkerder naarmate ik dichter bij de luchtcentrale in Kwadraat I4 kwam. Opeens klonk het brandalarm, een schril geluid dat pijn deed aan mijn oren. Al gauw zorgde gegil en geschreeuw voor nog meer rumoer.
De rook benam me het zicht en prikte in mijn ogen. Ik dook omlaag en kroop op handen en knieën naar de ingang van de centrale. De hitte sloeg me tegemoet. Toen zag ik de brand, en mijn mond viel open. Vlammen die uit de kasten met de luchtfilters kwamen likten aan het plafond. De waterstralen uit de blusinstallatie sisten en stoomden op de gloeiendhete metalen oppervlakken, maar er kwam niets uit de sproeiers vlak boven de luchtfilters.
Een paar arbeiders vluchtten langs me heen de centrale uit. Ik wilde net hetzelfde doen, toen ik iemand op de vloer zag liggen bij het schakelpaneel. Zijn benen bungelden over de restanten van een kapotte stoel. Het leek alsof hij achterover was gevallen. Was hij dood?
Ik spitste mijn oren om te horen of het brandweerteam er al aankwam, maar het bulderende vuur overstemde alles. Toen rolde de figuur op de grond op zijn zij en zag ik zijn gezicht.
Logan.
Hoofdstuk 7
Wat deed Logan verdomme in de luchtcentrale? Zijn schouders schokten toen hij een hoestbui kreeg, en ik besefte dat de vlammen steeds dichter bij hem kwamen. Het deed er niet toe waarom hij hier was. Ik moest hem zien te redden.
Ik scheurde snel twee repen stof van mijn shirt, ging op de vloer liggen en schoof naar hem toe alsof ik me door een nauwe ventilatieschacht wurmde. Toen ik bij een van de plassen met warm water uit de blusinstallatie kwam, rolde ik mezelf erdoorheen om mijn kleren nat te maken en vervolgens doopte ik de repen stof erin. Eentje bond ik over mijn neus en mond.
Logans lippen bewogen, maar ik kon niet horen wat hij schreeuwde. Zijn gezicht zat onder de brandblaren. Hij kneep zijn ogen dicht toen een volgende hoestbui zijn hele lichaam door elkaar schudde.
Zo snel ik kon, schoof ik op mijn buik naar voren. Eindelijk kwam ik bij Logan. Hij schrok toen ik hem aanraakte. Op deze afstand was de hitte van het vuur bijna ondraaglijk en ademhalen praktisch onmogelijk.
‘Ik ben het, Trella,’ riep ik in zijn oor. ‘Kun je lopen?’
Hij klampte zich vast aan mijn arm. ‘Ja. Maar ik zie niets!’
‘Hier.’ Ik bond de andere reep stof om zijn gezicht, om de rook te filteren. ‘Blijf laag en hou –’ De hete lucht verstikte me. Dikke zwarte rook rolde om ons heen en prikte in mijn ogen. Even kwam de gedachte op dat ik beter op het brandweerteam had kunnen wachten, maar toen leek de rook een nanoseconde op te trekken, en snel sleurde ik Logan mee naar de ingang.
We kropen, rolden en strompelden voort. De hitte werd steeds intenser, en het water uit de sproeiers verdampte voordat het de vloer raakte. Het hete metaal verschroeide onze huid. Halverwege klapte Logan in elkaar, en ik rukte hem nog een meter voort voordat ik ook instortte.
De lucht weigerde mijn longen te vullen, en mijn keel stond in brand. Het werd zwart voor mijn ogen, met een werveling van witte vonken. Het deed me denken aan de glimp die ik van het Heelal had opgevangen, voordat Cogon erin wegzweefde. Alleen was het toen ijskoud geweest en was het deze keer mijn beurt om weg te zweven.
Ik kreeg een enorme golf water over me heen, waardoor ik bijkwam en omrolde. Sterke armen tilden me van de vloer en droegen me weg. Stemmen schreeuwden waarschuwingen, maar ik had geen adem om te antwoorden. Tegen de borstkas van mijn redder gedrukt staarde ik naar de wanden van Binnen die langs flitsten.