‘Beroerd,’ zei Hank, die zijn grijze haar zo kort had afgeschoren dat je alleen nog wat stoppels op zijn hoofd zag. Hij hield een notitiebord vast en tikte erop met een stift. ‘Ik heb hier een lijst met reparaties voor niveau één tot en met vier, maar niemand kan ze uitvoeren. En ik raak elk uur mensen kwijt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ze nemen pauze en komen niet meer terug.’ Kennelijk was de schrik duidelijk op mijn gezicht te zien, want Hank haastte zich om me gerust te stellen. ‘Nee, niet op die manier. Ze zijn kwaad omdat de oppers niet meehelpen. Dus liggen mijn mensen dwars. Ze komen te laat, gaan te vroeg weg of komen helemaal niet opdagen.’
Passief verzet, dus. Heel fijn. ‘Waarom wil niemand die reparaties uitvoeren?’
‘Zelfde reden. Omdat de oppers hun deel niet doen.’
Ik onderdrukte een zucht. De Opper Cops hadden opstandige oppers altijd gedreigd met verbanning naar de onderste niveaus om ervoor te zorgen dat ze zouden meewerken. De bewoners van de bovenste niveaus hadden gedacht dat het leven op niveau één en twee draaide om zware lichamelijke arbeid. Aangezien de oppers alle systemen van Binnen hadden bediend, had hun werk bestaan uit achter een computer zitten en de sloven opdragen wat ze moesten doen. Ze hadden nog steeds moeite om die oude visie op de sloven los te laten, en ik besefte dat dat een lastige opdracht voor hen was. Maar niet onmogelijk.
‘Oké, Hank. Ik zal het de Commissie vertellen.’
Hij keek me twijfelend aan. ‘Die Commissie kan het maar over één ding eens worden.’
‘En dat is?’
‘Dat ze het niet eens zijn.’
Ik lachte, maar Hank niet. ‘Kom op. Zo erg is het niet. We hebben geen Opper Cops meer.’
‘Misschien zou dat wel beter zijn.’
Hanks woorden achtervolgden me terwijl ik af daalde naar niveau drie. Hij maakte toch zeker een grapje? Niemand… nou ja, in elk geval geen enkele sloof – en Hank was een onderhoudssloof geweest – wenste de terugkeer van de Opper Cops. Ik besloot dat het gewoon een overdreven opmerking was geweest en haastte me naar mijn kamer.
Omdat er pas twaalf weken waren verstreken sinds de opstand sliep ik nog steeds in de logeerkamer bij de ziekenboeg in Sector B3. Die was bedoeld voor de stagiair van de arts, maar tot nu toe had zich niemand aangediend die daar geschikt voor was. Ik zou het niet zo vervelend vinden – een eigen kamer was een luxe waarover ik nooit eerder had beschikt – als ik de badkamer en keuken niet zou hoeven delen met dokter Lamont. Ook wel bekend als Kiana Garrard. Of de Verrader, zoals ik haar noemde.
Helaas stond ik daarin alleen. De Commissie had haar gedrag tijdens de opstand beoordeeld. Ze hadden besloten dat ze was misleid door hoofdcommandant Karla Trava en dat haar verraad weinig consequenties had gehad. Uiteraard had het feit dat de twee ziekenboegen vol lagen met gewonden van de opstand niets met hun besluit te maken. Of het feit dat er maar een paar artsen waren.
Tuurlijk, en ik was de Keizerin van Binnen.
De Verrader was in de grote zaal van de ziekenboeg met een paar patiënten bezig. Er stonden twee rijen bedden langs de wanden. Voor de nodige privacy hingen er gordijnen aan U-vormige rails aan het plafond, en tussen de bedden in was een smal looppad. Tegen de achterwand was een balie met daarachter planken vol medische benodigdheden. Naast die balie was nog een deur die toegang gaf tot het kantoor van de Verrader, de behandelkamer en de operatiekamer. Daarachter was het appartementje.
Zonder de Verrader een blik waardig te keuren haastte ik me langs de bedden, op weg naar het appartement.
‘Trella!’ riep ze.
Ik hield mijn pas in, maar draaide me niet om.
‘Ik moet op uur zestig iemand opereren. Ik heb je hulp nodig.’
‘Waar is Catie dan?’
‘Ze viel flauw toen een van de bouwers werd binnengebracht met een snee in zijn voorhoofd waar je het bot doorheen zag.’
Ik sloot mijn ogen en slikte mijn beschuldiging in dat ze de mensen die ik vond om haar te helpen expres de deur uit joeg met dat soort narigheid. Weer iets voor op mijn ellenlange lijst met actiepunten: een nieuwe stagiair zoeken voor de Verrader. ‘Ik heb het druk. Zoek maar iemand anders.’ Ik keek even naar de klok. Uur 55.
‘Die kan ik niet binnen vijf uur trainen, Trella. Jij hebt ervaring en een ijzeren maag. En bovendien…’
Ik wachtte af.
Op mildere toon zei ze: ‘En bovendien ben je er goed in. Je hebt er talent voor, en het is zonde om dat te verspillen. Dat heb je kennelijk van mij geërfd.’
Ik draaide me met een ruk om en keek haar aan. ‘Dus nu heb je ineens besloten dat Karla niet loog toen ze zei dat ik je dochter was? Voel je je minder schuldig dat je ons verraden hebt als je denkt dat ik je kind ben? Moet ik me speciaal voelen omdat jij alles waarvoor we hadden gevochten en waren gestórven op het spel zette uit moederliefde?’