‘Oké,’ zei Rafe bars. ‘Opa, sta op. Hoor je me? Laat dat kind los en sta op.’ Toen de oude man hem negeerde, pakte Rafe hem bij zijn stakerige arm. ‘Ik zei: sta op.’
‘Seehjewe!’ riep de oude man, en opeens verstond Rafe het: ‘Scheer je weg!’ Goed, daaraan wilde Rafe graag gevolg geven, maar eerst moest hij zich ervan overtuigen dat het goed ging met de jongen. Hij schoof de oude bandiet aan de kant en tilde de bewusteloze jongen op. Het kind kreunde, zijn hoed viel op de grond, en…
En de jongen bleek geen jongen te zijn. Hij was – zíj was een meisje. Of nee, geen meisje. Een vrouw met een bleek ovaal gezicht en een zijdeachtige massa lang donker haar. Hij had een vrouw neergeslagen. Tot zover zijn idee dat de dag niet nog erger kon worden.
Voorzichtig droeg hij haar naar de bergkant van het pad, zonder acht te slaan op de oude man, die aan zijn mouw trok. Haar hoofd hing achterover. Hij zag haar hartslag in haar hals. Door de hoek van haar lichaam duwden haar borsten tegen de ruwe wol van haar jas.
Hij zette haar op het gras van de helling. Ze was nog steeds bewusteloos.
Ook was ze ongelooflijk mooi.
Alleen een schoft zou zoiets op zo’n moment merken, maar alleen een dwaas zou het niet zien. Haar haar was niet zomaar donker, maar het had de kleur van een wolkenloze nacht. Haar wenkbrauwen waaierden fijntjes uit boven gesloten oogleden; haar wimpers waren donkere schaduwen tegen scherpe jukbeenderen. Ze had een rechte smalle neus, boven een rozenrode mond.
Rafe voelde dat zich iets roerde in zijn onderbuik. Geweldig. Hij voelde iets voor een vrouw die had geprobeerd een eunuch van hem te maken, en die een oude man met een pistool had geholpen…
En die nu hulpeloos op de grond lag.
Wel verdraaid, dacht hij. Hij begon haar heen en weer te schudden. ‘Wakker worden. Kom op. Doe je ogen open.’
Haar wimpers trilden en gingen toen langzaam omhoog, waardoor hij zag dat haar ogen fantastisch goed bij de rest van haar gezicht pasten. De irissen waren niet blauw maar hadden de kleur van voorjaarsviooltjes. Haar lippen gingen uiteen; het puntje van haar tong, klein en roze, gleed over haar lippen.
Het verlangen dat door zijn onderbuik trok, maakte dat hij weer rechtop ging zitten. Ging het zo? Was op Siciliaanse grond zijn voor hem genoeg om de barbaarse instincten van zijn voorouders weer de overhand te laten nemen?
Haar blik werd helderder. Ze voelde aan haar kin, kromp even in elkaar en wierp hem toen een blik vol haat toe.
Die zacht uitziende roze lippen ontblootten nu kleine, volmaakte witte tanden. ‘Stronzo,’ grauwde ze.
Dat was een wat kinderlijk scheldwoord dat hij prima begreep, en hij maakte de fout te lachen. Ze ging zitten, herhaalde het woord en haalde toen uit naar zijn kin.
Moeiteloos ontweek hij haar vuist. Toen ze weer een poging deed, greep hij haar bij de pols. ‘Geen goed idee, schatje.’
Sissend tussen haar tanden door, wierp ze over zijn schouder een blik naar de oude man.
Rafe schudde zijn hoofd. ‘Ook geen goed idee. Straks doe ik hem nog pijn.’ Toen hij de verachting in haar blik zag, verdedigde hij zich. ‘Ja, ik weet het. Je denkt dat het hem de eerste keer ook lukte. Maar ik laat me geen twee keer neerslaan. Duidelijk?’
Een hele woordenstroom volgde. Je hoefde geen Italiaans te hebben gestudeerd om te weten wat ze bedoelde. De blik in haar ogen sprak boekdelen.
‘Oké, goed. Ik ben ook geen fan van jou, als je dat soms dacht. Is dit de manier waarop jij en je opa bezoek welkom heten? Of gooi je ze ook nog in het ravijn?’
Haar mondhoeken krulden zich – bijna alsof ze hem had verstaan, maar dat kon natuurlijk niet. Het deed er ook niet toe. Waar het om ging, was wat hij nu met dit stel moest doen. Hen gewoon hier laten, was zijn eerste gedachte, maar zou hij de lokale overheden niet moeten waarschuwen? Aan de andere kant had hij verhalen gehoord over Sicilië en de politie daar. Dit stel had veel weg van Robin Hood en Little John, behalve dat Little John achteraf jonkvrouw Marian bleek te zijn.
Hij kon zien waar hij de vrouw op haar kin geraakt had. Hij had nog nooit een vrouw geslagen! Misschien moest ze naar een dokter. Hij voelde zich verantwoordelijk voor haar, ook al was het zelfverdediging geweest.
Hij zag het al voor zich. ‘Ja, edelachtbare, ze viel me aan. En toen heb ik haar geslagen. Uit zelfbescherming.’ Daar was niets aan gelogen, maar hij had het gevoel dat iedereen hem uit zou lachen. Hij was ruim een meter negentig lang en woog meer dan honderd kilo, terwijl zij… Wat zou het zijn? Een meter zeventig, en de helft van zijn gewicht?
Zijn besluit was genomen. Hij zou het tweetal naar huis brengen. Misschien hadden ze hun lesje geleerd.
Hij schraapte zijn keel. ‘Waar wonen jij en je opa?’
Ze staarde hem aan, haar kin verdedigend naar voren gestoken.