‘Raffaele,’ fluisterde ze.
‘Chiara. Mijn mooie Chiara.’
Hij omvatte haar borsten, waarop ze zacht iets riep, en ze maakte al die kleine geluidjes die een vrouw maakte als ze naar een man verlangde. Nadat hij alles wat nog op het granieten aanrecht stond op de vloer had gemaaid, tilde hij haar erop.
Zo niet, zei zijn verstand, niet zo, haar eerste keer!
Weg met zijn verstand. Hij wilde haar nu. Hij was er bezeten van, wilde zich in haar begraven. Toch lukte het hem het kalmer aan te doen. Hij kuste haar oogleden en slapen, en haar mond. Zoet, zacht. Warm. Onderzoekend raakte haar tong die van hem. Toen hij voelde hoe zacht en voorzichtig haar tong was, schoot het verlangen als een pijl door hem heen.
‘Raffaele? Ik wil… Ik wil…’
‘Zeg wat je wilt,’ zei hij schor, tussen een paar hete kussen door. ‘Zeg wat je wilt, lieveling.’
Alles, dacht Chiara. O, Madre di Dio, ze wilde alles. Raffaeles mond, drinkend uit de hare. Het zijdezachte binnendringen van zijn tong. Zijn duimen die een spoor trokken over haar jukbeenderen, hals en borsten. En wat hij nu deed… de eindeloze rij knoopjes van haar jurk losmaken.
Hij kuste het kuiltje in haar hals en knabbelde zacht aan haar huid. Ze hijgde, haar hoofd naar achteren. Bijna zakte ze in elkaar, want ze had kennelijk geen botten meer, maar hij hield haar bij haar schouders vast en steunde haar toen hij haar weer kuste, en weer.
Het was niet genoeg. Nooit was het genoeg. Ze wilde hem. Ze wilde dat hij haar bezat. Ze snikte zijn naam uit. Zijn blik ontmoette de hare, zwart van verlangen.
Ze wist wat dat betekende. Voor het eerst rilde ze van angst. ‘Raffaele,’ bracht ze uit, ‘Raffaele…’
Hij greep de zoom van haar jurk, frommelde die in zijn grote handen en trok de jurk over haar dijen, waarna hij tussen haar benen ging staan. Terwijl hij een hand op het plekje tussen haar benen legde, die tempel van al het kwaad waarvoor haar moeder haar had gewaarschuwd, bleef hij haar aankijken. Ze schreeuwde het uit.
Hij liet zijn vingers onder haar slipje glijden, en nu voelde ze hoe vochtig het daar was, hoe heet ook, en dat het pulseerde…
‘O mijn hemel,’ riep een vrouwenstem uit. ‘O, Mr. Orsini! Ik wist niet dat…’
Chiara verstarde. Rafe ook.
‘Ik zal later maar terugkomen, sir, ja? Ja, later. Neem me niet kwalijk, sir.’
Een kreun ontsnapte Chiara’s keel. Ze schoot van het aanrecht af en probeerde zich los te vechten uit Rafes armen.
‘Rustig aan,’ fluisterde hij.
Ze worstelde, maar hij weigerde haar los te laten. Ze zei iets in het Siciliaans, iets wat ze bleef herhalen, met zachte gekwelde stem.
‘Chiara.’
Ze schudde haar hoofd en kneep haar ogen stijf dicht, net zoals een kind zou doen, alsof niets haar kwaad kon doen als ze het maar niet zag.
‘Lieveling, kijk eens naar mij.’
Weer schudde ze haar hoofd. Rafe slaakte een zucht en legde haar gezicht tegen zijn schouder. Ondanks de bezwering van de huishoudster dat ze later terug zou komen, stond ze nog op de drempel van de keuken, haar ogen kogelrond en een hand op haar hart.
Rafe schraapte zijn keel. ‘Goedemorgen, Mrs. O’Hara,’ zei hij minzaam.
De vrouw bewoog haar hoofd op en neer. ‘Morgen, Mr. Orsini. Het spijt me heel erg. Ik wilde niet…’
‘Nee, natuurlijk niet.’
Hij keek van zijn huishoudster naar de vrouw in zijn armen. Hier moest een keus worden gemaakt. Hij kon Chiara loslaten. Dan zou ze ervandoor gaan en deze gebeurtenis toevoegen aan haar toch al verstoorde ideeën over seks. Of hij kon haar vasthouden terwijl hij de scene afmaakte. Per slot van rekening had dit weinig om het lijf. Iemand struikelde bijna over een man en een vrouw die op het punt stonden te gaan vrijen. Niets bijzonders. In het juiste gezelschap zou het zelfs een goed verhaal zijn.
Hij voelde Chiara tegen zich aan trillen. Haar tranen doorweekten zijn trui.
Toen Rafe ergens in de twintig was geweest, was hij eens gaan bungeejumpen. Hij herinnerde zich het weeë gevoel in zijn buik vlak voordat hij van de brugreling stortte, pardoes in het niets vanwaar geen terugkeer mogelijk was.
‘Mrs. O’Hara,’ zei hij, ‘Mrs. O’Hara… Ik wil u graag voorstellen aan mijn vrouw.’
Hoofdstuk 9
Voor antropologen op zoek naar bedreigde soorten clubs zou The Bar interessant zijn.
Geen vips, geen vrouwen in latex, geen kerels met meer geld dan hersenen, geen drankjes met lachwekkende namen.
Je moest weten dat het bestond om het te kunnen vinden. Houten panelen, gedimd licht, gelegen in een onopvallend deel van Soho. Althans, het was onopvallend geweest, toen de gebroeders Orsini het jaren geleden hadden ontdekt.
Het was in het begin geweest, toen drie van hen nog ongebruikte diploma’s in economie en handel op zak hadden en een, Falco, meer dan genoeg universitaire titels, maar niets waar ze wat aan hadden. Ze hadden de witteboordenwereld de rug toegekeerd. Cesare had sarcastisch opgemerkt dat ze zichzelf moesten ontdekken.