‘Luister, ik heb ook geen zin om weer naar die verhalen te luisteren over zijn banken en de combinatie van zijn kluis en zijn advocaten en accountants, maar dat kan ik niet tegen mama zeggen, wel?’
Rafe keek nog dreigender. ‘Goed dan. Acht uur. Ik zie jullie dan.’
‘Alleen jij en ik zijn er. Nick vertrekt vannacht immers naar Londen, en Falco morgenochtend naar Athene.’
‘Geweldig.’
Het bleef even stil. Toen vroeg Dante: ‘Het is dus uit met de Walkure?’
Rafe overwoog antwoorden als ‘nee’ of ‘waarom denk je dat?’ maar in plaats daarvan haalde hij zijn schouders op. ‘Ze vond het tijd om onze relatie te herwaarderen.’
Dante uitte een beknopt commentaar. Rafe moest erom lachen; het deed zijn sombere stemming goed.
‘Ik heb wel een middel tegen herwaardering van een relatie,’ zei Dante.
‘O?’
‘Over een halfuur heb ik een date met die roodharige. Zal ik vragen of ze een vriendin meeneemt?’
‘Ik heb even geen zin meer in vrouwen.’
‘Dat ken ik. Nou, als je niet wilt…’
‘Aan de andere kant zeggen ze altijd dat je direct terug op je paard moet als je eraf gevallen bent.’
Dante lachte. ‘Ik bel over tien minuten terug.’
Het werden er vijf. De roodharige had wel een vriendin die graag wilde kennismaken met Rafe Orsini.
Ach ja, dacht Rafe zelfvoldaan toen hij een taxi aanhield. Welke vrouw zou dat niet willen?
De volgende ochtend versliep hij zich. Na een snelle douche – het scheren sloeg hij over – trok hij een zwarte trui met een verschoten spijkerbroek en sneakers aan, waarna hij zelfs nog voor Dante in zijn ouderlijk huis aankwam.
Cesare en Sofia woonden in een herenhuis in Greenwich Village. Een halve eeuw geleden, toen Cesare het huis kocht, had de streek deel uitgemaakt van Little Italy, maar de tijden waren veranderd. De smalle straatjes waren nu chic.
Ook Cesare was veranderd. Was hij eerst een ondergeschikte gangster geweest en daarna een capo, de hoofdman van een misdaadsyndicaat, hij was geëindigd als de baas. Een don. De Italiaanse respectvolle benaming had hier een heel eigen betekenis. Cesare bezat zijn eigen afvalverwerkingsbedrijf en een half dozijn andere rechtmatige zaken, maar zijn eigenlijke beroep had hij zijn vrouw, zonen en dochters nooit verteld.
Rafe liep de trap van het herenhuis op en belde aan. De sleutel die hij had, gebruikte hij in principe niet. Dit huis beschouwde hij al langer tijd niet meer als zijn thuis. Het was een enorm gebouw, zeker naar Manhattanse begrippen. Cesare had de huizen aan weerskanten gekocht en de drie gebouwen tot een laten samenvoegen. Sofia hield de huishouding in haar eentje draaiende. Als rechtgeaarde Siciliaanse huisvrouw van de oude stempel had ze altijd voor haar familie gekookt en schoongemaakt.
Sofia begroette hem op de gebruikelijke manier, met een kus op elke wang en een omhelzing alsof ze hem maandenlang niet gezien had in plaats van een paar weken. Toen deed ze een stap achteruit om hem eens kritisch te bekijken. ‘Je hebt je vanochtend niet geschoren.’
Tot zijn ergernis voelde Rafe dat hij bloosde. ‘Sorry, mama. Anders was ik misschien niet op tijd geweest.’
‘Ga zitten,’ commandeerde ze, nadat ze hem was voorgegaan naar de grote keuken. ‘En begin maar aan het ontbijt.’
De eikenhouten tafel stond vol schalen en borden. Als Rafe zou zeggen dat hij al een halve grapefruit en een kop zwarte koffie achter de kiezen had, zou dat slechts een preek in Orsini-stijl over het belang van een goed ontbijt opleveren, dus legde hij van alles een beetje op zijn bord. Een paar minuten later slenterde Dante naar binnen. Sofia kuste hem, deelde hem mee dat hij naar de kapper moest en zette hem aan tafel.
‘Mangia,’ gebood ze.
Dante, die verder van niemand orders aannam, gehoorzaamde schaapachtig.
De broers zaten aan hun tweede espresso, toen Cesares capo, een man die hem al jarenlang diende, de keuken in kwam. ‘Jullie vader zal jullie nu ontvangen.’
De broers legden hun vorken neer en depten hun lippen met hun servet, waarna ze opstonden.
Felipe schudde zijn hoofd. ‘Een tegelijk. Raffaele eerst.’
Rafe en Dante keken elkaar aan. ‘Het voorrecht van pausen en koningen,’ zei Rafe met een strak glimlachje. Hij sprak wel zo zacht dat Sofia, die in een sauskom op het fornuis stond te roeren, het niet kon horen.
Cesare was in zijn werkkamer, een donker vertrek dat nog donkerder leek door de overdaad aan zware meubelen, wanden vol sombere schilderijen van madonna’s en heiligen, en ingelijste foto’s van onbekende verwanten uit het vaderland. Wijnkleurige draperieën hingen voor de openslaande deuren en ramen die uitzagen op de tuin.
Cesare zelf zat achter zijn mahoniehouten bureau. ‘Deur dicht en wacht buiten,’ zei hij tegen Felipe. Met een handgebaar wees hij Rafe een stoel. ‘Raffaele.’