‘Ja?’
Chiara probeerde haar ergernis te verbergen. Drie uur van stilzwijgen, en het beste wat Raffaele nu uit kon brengen was ‘ja’, een ‘ja’ vol ijspegels. Maar ‘ja’ was beter dan niets. ‘Signor… We moeten met elkaar praten.’
Zijn ogen werden twee donkerblauwe spleetjes. Ze besefte dat hij nadacht over wat hij als een vraag beschouwde, maar wat zij als opmerking bedoelde. Ze wilde stampvoeten van woede. Dacht hij soms dat hij een straatkatje in huis had genomen? Dat ze hem zo dankbaar was dat ze hem over de rest van haar leven zou laten beschikken?
Ze was met deze man getrouwd omdat de keus tussen met een crimineel naar Amerika gaan en met een moordenaar in San Giuseppe blijven, niet moeilijk was geweest.
Haar vader had hem ervoor betaald. Of anders had zijn eigen vader dat gedaan. Of haar vader had hem bedreigd – hoewel ze dat niet erg waarschijnlijk vond, want de Amerikaan was geen lafaard.
Misschien had hij uiteindelijk toch de voordelen ingezien van een huwelijk met de dochter van de don. Ze koesterde geen enkele illusie over haar aantrekkingskracht als vrouw: ze was muisgrijs en mager, heel anders dan de voluptueuze vrouwen die de blikken van de mannen vingen. Wat zij voor Orsini was, was een band met haar vader, en dat betekende macht.
Het deed er trouwens niet toe waarom de Amerikaan met haar was getrouwd. Hij had haar gered van Giglio. Waar het nu om ging, was dat ze niet getrouwd wilde blijven.
Uit het stilzwijgen van Raffaele Orsini maakte ze op dat hij er precies zo over dacht. ‘Signor. Ik vind dat het tijd is om de kaarten op tafel te leggen.’
Een donkere wenkbrauw ging omhoog. Hij leek geamuseerd. ‘Wiens kaarten?’
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Hoezo, wiens kaarten? De kaarten, in het algemeen. Dat is toch wat men op tafel legt?’
‘Niet precies. Ze zijn of van jou, of van mij.’ De geamuseerde blik – of beter gezegd, het zelfgenoegzame glimlachje – verdween van zijn gezicht. ‘Ga zitten.’
‘Ik wil liever –’
‘Zit,’ blafte hij. Met een beweging van zijn kin gebaarde hij naar de lederen stoel schuin tegenover hem.
Haar nekharen gingen overeind staan. Precies wat ze al dacht: hij dacht dat hij haar bezat. Hij had zijn armen over elkaar geslagen en staarde haar met ondoorgrondelijke blik aan. Zodra ze aan boord waren had hij zijn jasje uitgetrokken, zijn das losgemaakt, de bovenste twee knoopjes van zijn witte overhemd losgemaakt en zijn mouwen opgerold.
De blik in zijn ogen, de nonchalante kleding en zijn houding… Deed hij dat expres, om haar te intimideren? Hij zag er erg mannelijk uit, erg agressief ook. Die brede schouders onder het overhemd, de gebronsde gespierde onderarmen…
‘Zeg het maar als je klaar bent met de inventarisatie.’
Chiara keek met een ruk op. Ze bloosde toen ze weer zo’n geamuseerde uitdrukking op zijn gezicht zag. Waarom maakte hij het haar zo moeilijk? Hij wilde dit huwelijk ook niet. De enige reden waarom ze de afgelopen uren niets had gezegd, was dat ze aannam dat hij de eerste zet zou doen.
Ze ademde in en liet de lucht weer ontsnappen. ‘Wat u gedaan hebt, me ten huwelijk vragen –’
Hij snoof. ‘Ik heb je niets gevraagd.’
‘Nee, nou, ik bedoel… Als u me geen aanzoek had gedaan –’
‘Alweer mis, schatje. Ik heb je geen aanzoek gedaan.’
‘Bij wijze van spreken dan, Signor Orsini.’
‘Ik heb niets gevraagd, geen aanzoek gedaan.’ Hij kneep zijn ogen weer tot spleetjes. ‘En toch zitten we hier. Ra ra hoe kan dat?’
‘We zitten hier, ja,’ zei ze minzaam, alsof ze elkaar toevallig net in een winkel waren tegengekomen in plaats van dat ze samen met een vliegtuig op weg waren naar Amerika. ‘En…’ Ze aarzelde. Dit was het lastige gedeelte. Ze kon hem een klein fortuin bieden in ruil voor een scheiding. Haar moeder had haar al haar juwelen nagelaten. Zelf had ze ze nooit gedragen. IJdelheid was in haar moeders ogen een zonde. Maar ze was niet compleet wereldvreemd geweest, want ze had haar juwelen verstopt en Chiara verteld waar ze lagen, voor het geval ze ze ooit nodig had.
Vandaag was dat moment gekomen. Ze had ze verborgen in de bodem van het bescheiden koffertje dat ze had gepakt. Als hij haar haar vrijheid teruggaf, mocht de Amerikaan alles hebben, maar ze moest het omzichtig brengen, zodat ze zijn ego niet zou kwetsen.
Haar mond was droog geworden. Onbewust likte ze met het puntje van haar tong over haar lippen. ‘En,’ vervolgde ze, ‘dit is niet wat ik wil. Dit willen we allebei niet.’
Hij zei niets, en ze ging nogmaals met het puntje van haar tong over haar lippen.
Toekijkend, voelde Rafe zich alsof een vuist zich langzaam sloot om zijn maag.
Wist ze wel wat ze deed? Deed ze dat met opzet? Haar tong was roze; net die van een jong katje. Hij herinnerde zich hoe zijdezacht die tong aanvoelde.