Cordiano had de man voorgesteld als zakenpartner. Zijn capo zou hij bedoelen, dacht Rafe wrang. Het noodzakelijke accessoire voor gangsterbazen.
De capo had zijn blik geen seconde van Rafe losgemaakt. Hij had gemene kleine ogen, dicht bij elkaar. Aanvankelijk had Rafe hem genegeerd, maar nu begon hij er genoeg van te krijgen. Om de een of andere reden mocht de man hem niet. Prima. Dat was geheel wederzijds.
Om de feestvreugde te verhogen leek Cordiano vastbesloten allerlei prachtige verhalen op te dissen over de gloriedagen van zijn jeugd, toen mannen nog echte mannen waren en boven de wet stonden, met zichzelf uiteraard in de hoofdrol.
Het kon Rafe niets schelen. Het enige wat hij wilde, was hier wegkomen, terug naar Palermo, terug naar Amerika en de beschaafde wereld. Maar tot ze het doel van zijn komst besproken hadden, zat hij hier vast.
Zijn pogingen om het gesprek wat te laten opschieten, hadden nergens toe geleid.
Nadat ze elkaar de hand gegeven hadden, en na de vraag of hij een goede reis had gehad en zijn bevestigende antwoord – want hij was niet van plan deze sluwe oude vos en zijn capo te vertellen dat hij te grazen was genomen door een bevende oude struikrover en een vrouw – plus het ceremoniële aanbod van de ongewenste sigaar en het verplichte glas grappa, had Rafe aan Cordiano de verzegelde brief van zijn vader overhandigd.
‘Grazie,’ had de don gezegd, waarna hij de brief ongeopend op zijn bureau had gegooid.
Steeds wanneer Cordiano zweeg om adem te halen, probeerde Rafe de verontschuldigingen van zijn vader mondeling over te brengen, maar hij kreeg de kans niet. Gelukkig kwam de kwestie van een huwelijk evenmin ter sprake. Misschien had Cesare al laten weten dat Rafe geen gebruik zou maken van het genereuze aanbod om de ongewilde dochter van zijn oude vijand over te nemen.
Er moest iets op zijn gezicht te lezen hebben gestaan, want de man met de zwijnenoogjes vernauwde zijn blik. Op zijn beurt deed Rafe hetzelfde. Hij voelde zich dwaas, als een kind dat zijn best deed net zo lang naar de pestkop van de klas te staren tot die zijn blik neersloeg. Maar wat kon hij anders?
‘…voor u, Signor Orsini.’
Rafe knipperde met zijn ogen en wendde zich tot Cordiano. ‘Neem me niet kwalijk?’
‘Ik zei dat dit een lange dag geweest moet zijn voor u, en dat ik u vast zit te vervelen met mijn verhalen.’
‘U verveelt me geenszins,’ zei Rafe met een geforceerde glimlach.
‘Smaakt de grappa niet?’
‘Ik vrees dat ik niet de man ben voor grappa, Don Cordiano.’
‘En ook niet voor sigaren,’ merkte Cordiano op. In een snelle flits liet hij zijn tanden zien.
‘Om eerlijk te zijn…’ Rafe zette zijn glas op het tafeltje naast zich en ging staan. De man met de zwijnenoogjes stond ook op. Zo was het genoeg, vond Rafe. ‘Ik ben ook niet iemand die ervan houdt in de gaten te worden gehouden alsof ik anders het tafelzilver steel. Misschien wilt u uw waakhond zeggen geen moeite te doen.’
‘Maar natuurlijk.’ De don grinnikte vreugdeloos. ‘Weet u, Giglio beschouwt u als een mededinger.’
‘Ik zit heus niet op zijn baantje te azen.’
‘Nee, nee, dat weet ik. Ik bedoel alleen dat hij weet dat ik al een tijdje zoek naar een manier om hem te bedanken voor zijn jarenlange trouwe toewijding, en –’
‘En ik ben ervan overtuigd dat u een uitstekende manier vindt om hem te belonen, maar dat gaat mij niet aan. Ik ben hier alleen namens mijn vader en ik zou het op prijs stellen als u zijn brief zou lezen.’
Cordiano glimlachte. ‘Maar ik weet al wat erin staat, signor. Cesare vraagt me om vergeving voor wat hij me bijna een halve eeuw geleden heeft aangedaan. En jij, Raffaele – mag ik je zo noemen? Jij wilt me verzekeren dat hij elk woord meent. Zo is het toch?’
‘Dat klopt wel aardig, ja.’ En nog steeds geen woord over dochters of een huwelijk, de hemel zij dank. ‘Dus ik kan nu naar huis terugkeren met de mededeling dat u zijn excuus aanvaardt? Want het wordt al laat, en –’
‘Heeft je vader niet verteld wat hij me heeft aangedaan?’
‘Nee, maar dat hoef ik ook niet te weten.’
‘Ik was min of meer zijn peetoom.’
‘Wat leuk.’
‘Hij heeft me mijn generositeit terugbetaald door la mia fidanzata te stelen. Je vader heeft mijn verloofde gestolen.’ Cordiano’s glimlach werd koud. ‘Hij ging er met haar vandoor, twee dagen voordat ik met haar zou trouwen.’
‘Dat begrijp ik niet. Mijn vader heeft een vrouw. Ze…’ Rafes mond viel open. ‘Wilt u zeggen dat mijn moeder eerst verloofd was met u?’
‘Inderdaad. Tot jouw vader haar van me stal.’
Nu begon al dat gepraat over ‘het duistere pad van de hartstocht’ duidelijk te worden. Maar wat kon hij zeggen? Het was al moeilijk genoeg om aan een jonge Cesare te denken, en nog moeilijker zich voor te stellen dat zijn moeder ooit met hem was weggelopen…