Dan zou hij een vreselijke prijs moeten betalen. Ze had hem niet om hulp moeten vragen, maar wat had ze anders kunnen doen?
Enzo had haar aangehoord en haar hand vastgepakt. ‘Ik kan hem afschrikken,’ had hij gezegd. ‘Hij is immers geen echte Siciliaan. Hij is Amerikaan, en Amerikanen zijn zwak. We zullen hem overvallen, kind, en dan laat ik hem mijn pistool zien en zeg hem dat hij moet wegwezen, en dan vernemen we nooit meer iets van hem.’
Toen ze had geprotesteerd dat dat te gevaarlijk was, had Enzo er opeens woest uitgezien. Hij had gezegd dat hij zulke dingen in het verleden ook wel had gedaan. Ze kon het zich moeilijk voorstellen. De oude man was haar beste vriend. Haar enige ook. Toen ze nog klein was, was hij de chauffeur van haar vader, en hij was lief voor haar geweest, liever zelfs dan haar eigen moeder. Maar ja, haar moeder was dan ook niet geschapen voor deze wereld. Chiara had maar vage herinneringen aan haar, een nietig figuurtje in het zwart, altijd op haar knieën in het oude kapelletje of zittend op een rechte stoel in de salon, gebogen over haar bijbel. Haar moeder zei nooit iets, ook niet tegen Chiara, behalve soms een gefluisterde waarschuwing over hoe het leven was.
Over mannen en wat ze wilden. ‘Mannen zijn beesten, mia figlia,’ had ze gefluisterd. ‘Ze willen maar twee dingen: macht, en verdorven dingen doen met een vrouwenlichaam.’
Chiara gooide de verraderlijke kleding achter in haar kast en liep naar de ouderwetse badkamer, waar ze de kranen van het bad aanzette.
Haar moeder had gelijk gehad. Haar vader heerste met ijzeren vuist over zijn mannen en zijn stad. Wat de rest betrof… Ze had de ruwe grappen van zijn mannen wel gehoord, hun blikken wel gevoeld.
Een van de mannen keek altijd naar haar op een manier die haar misselijk maakte: Giglio, haar vaders capo. Een grote bonk vlees met natte rode lippen en een altijd bezweet gezicht. Vooral zijn blik deed haar huiveren. Kleine, dicht bij elkaar staande ogen, kwaadaardig, als de oogjes van het wilde everzwijn dat ze ooit op de berg was tegengekomen.
En Giglio’s blikken werden steeds brutaler. Gisteren nog had hij in het voorbijgaan met zijn hand over haar achterste gestreken. Ze was teruggedeinsd, snakkend naar adem. Haar vader was erbij geweest; had hij het niet gezien? Zo ja, waarom had hij dan niets gedaan?
Terwijl ze zich in de badkuip met warm water liet zakken, duwde Chiara de herinnering weg. Op dit moment waren er wel belangrijker dingen om zich zorgen over te maken.
Enzo en zij hadden gefaald. De Amerikaan zou volgens afspraak bij haar vader komen. De vraag was of hij haar zou herkennen. Enzo kon bij hem uit de buurt blijven, maar zij niet. Per slot van rekening was zij de reden waarom de Amerikaan hier kwam. Hij kwam haar bekijken. Alsof ze een stuk koopwaar was, een fokgeit.
Ze hoopte maar dat hij haar niet herkende. In elk geval zou ze er alles aan doen om dat te voorkomen. Ze zou een jurk aantrekken, haar haren zoals gebruikelijk in een knotje dragen, zacht spreken, zich gedwee gedragen en haar blik op de grond gericht houden. Het was belangrijk dat ze zichzelf zo onzichtbaar mogelijk maakte.
Mocht hij haar ondanks alles toch herkennen, dan bad ze dat hij haar niet zou willen. Al zou het voor hem een eer zijn met de dochter van Don Freddo Cordiano te trouwen, ze durfde te wedden dat een man als hij niets zou geven om die zogenaamde eer. Waarom zou hij haar nemen als hij elke vrouw kon krijgen die hij wilde? Hoewel ze zijn vertoon van mannelijkheid had verafschuwd, wist ze dat er heel wat vrouwen waren die zich zouden laten verblinden door dat ruige gezicht met die doordringende blauwe ogen en het gespierde lichaam…
Madre di Dio, heel gespierd, kon ze wel zeggen! De hitte steeg haar naar de wangen. Dat moment toen hij haar bij zich op schoot had getrokken, toen ze hem voelde… De herinnering deed haar trillen. Ze had nooit gedacht… Ze wist wel dat het zo ging bij mannen, zo onwetend was ze nou ook weer niet, maar bij hem had het wel enorm gevoeld…
Bij het klopje op de deur schoot Chiara overeind in het water. ‘Si?’
‘Signorina, per favore, vostro padre chiede che lo unite nella biblioteca.’
Chiara zat heel stil. Haar vader wilde dat ze naar de bibliotheek kwam. Was hij alleen, of was de Amerikaan er ook? ‘Maria? È solo, mio padre?’
‘No, signorina. Ci è un uomo con lui. Uno Americano. Ed anche il suo capo, naturelmente.’
O, hemel. Chiara sloot haar ogen. Niet alleen de Amerikaan was er, maar Giglio eveneens.
Kon de dag nog erger worden?
Kon deze dag nog erger worden?
Rafe voelde een spiertje trekken in zijn kaak. Eerst die toestand met Robin Hood en jonkvrouw Marian. Toen het meisje dat in zijn lip beet. En nu dit weer. Hij zat al twintig minuten op een oncomfortabele stoel in een bibliotheek die nog deprimerender was dan die van zijn vader, met net zo’n verzameling heiligen en stijfjes poserende voorouders die vanaf de wanden op hen neerkeken. Hij had een ongewenst glas grappa in zijn hand, een dikke sigaar waarvoor hij had bedankt op het tafeltje naast zich, en, alsof dat nog niet genoeg was, een oerlelijke massa spieren en vet genaamd Giglio hangend in een stoel tegenover hem.