Met omfloerste blik keek Piper hem aan. Ze wilde iets zeggen maar kon geen geluid uitbrengen. Wat Zephyr vertelde, ging haar begrip te boven.
‘Ik heb contact gezocht toen ik mijn eerste miljoen had verdiend. Ze was blij dat ze eindelijk iets van me hoorde.’
‘Je zegt het alsof dat je verbaasde.’
‘Dat verbaasde me inderdaad. Al was ik inmiddels rijk, ik had geen flauw idee of ze wel aan haar verleden herinnerd wilde worden.’
‘Dacht je dan dat je haar alleen geld had te bieden?’
‘Wat had ik anders moeten denken?’ Hij had nog nooit een vrouw ontmoet die niet dol op geld was. Dat had hij al jong van zijn moeder geleerd.
‘Maar ze was toch ook blij dat het goed met je ging? Ik durf te wedden dat ze de eerste keer dat je haar belde in tranen uitbarstte.’
‘Dat klopt.’ Die eerste keer en alle keren daarna ook, al had hij nooit begrepen waarom. Als zijn moeder het echt zo erg vond dat hij uit het kindertehuis was weggelopen, dan zou ze hem er toch ook nooit hebben achtergelaten?
‘Ze gaf het kindertehuis geld om voor me te zorgen.’ Dat had hij ontdekt toen hij zelf bedragen begon te doneren, lang voor hij zijn eerste miljoen had vergaard. Om die reden had hij uiteindelijk contact met haar gezocht. Had hij niet geweten dat ze op haar manier had geprobeerd om voor hem te zorgen, dan zou hij dat waarschijnlijk nooit hebben gedaan. Niets had echter ooit verandering kunnen brengen in hoe hij over zijn vader dacht.
‘Gaan we bij haar langs nu we hier zijn?’ vroeg Piper geëmotioneerd.
‘Nee.’
‘Natuurlijk niet, er is geen enkele reden om je vriendin mee te nemen naar je moeder.’ Ze haalde diep adem en zag eruit alsof ze elk moment in tranen kon uitbarsten.
‘Daar gaat het niet om, ze zou je vast aardig vinden, maar ik ben niet van plan om mijn moeder op te zoeken.’
‘Hoe bedoel je, niet van plan je moeder op te zoeken? Waarom niet? We hebben immers tijd genoeg? Dan slaan we toch gewoon wat bezienswaardigheden over?’
‘Ze woont in Athene, ik heb een huis voor haar gekocht in Kifissia.’ De afstand tussen die wijk en de plek waar hij was geboren kon letterlijk en figuurlijk niet groter zijn.
Piper fronste haar wenkbrauwen. ‘In de stadsgids op de hotelkamer heb ik gezien dat daar de rijken wonen.’
‘Staat dat er zo?’
‘Ja, ongeveer in die bewoordingen.’
‘De rijken wonen inderdaad al generaties in Kifissia.’
‘En daar heb jij een huis voor je moeder gekocht?’
Hij haalde zijn schouders op. Het was de enige manier geweest om te zorgen dat zijn moeder met het verleden kon breken.
‘En toch ga je haar niet opzoeken?’
‘Nee.’
‘Maar…’
‘Ik heb haar al twintig jaar niet meer gezien, Piper.’
‘En je zegt net dat je haar een maand geleden nog hebt gesproken?’
Vertederd door de verwarring op haar gezicht kuste hij haar voorhoofd. ‘Ik heb haar vorige maand gebeld, omdat ze jarig was.’
‘Dus één keer per jaar, op haar verjaardag, bel je op?’
‘Ja.’ De eerste keer dat hij belde, was hij zo dom geweest om haar te vragen wat ze graag wilde hebben. Hij had naar een excuus gezocht om haar iets leuks te geven, iets waardoor zij en die man van haar zouden inzien dat hij best de moeite waard was en dat ze hem niet als een hond in de steek hadden mogen laten.
Zijn moeder had echter geen modieuze handtas of nieuwe televisie willen hebben. In plaats daarvan had ze gevraagd of hij haar voortaan iedere jaar op haar verjaardag wilde bellen, om te horen of het goed met hem ging. Nu hij schatrijk was, kon ze dat ook in de krant lezen, maar desondanks was hij doorgegaan met haar te bellen.
‘Belt ze jou wel eens?’
‘Ik heb haar gevraagd om dat niet te doen, tenzij er iets aan de hand is met mijn broer of zus.’ Hij wilde haar maar liever op een afstand houden.
‘Dus je hebt ook nog een broer en een zus?’
Hij had verwacht dat Piper kritiek zou hebben op de koele houding die hij tegenover zijn moeder innam, maar in plaats daarvan richtte ze zich op het enige wat er voor hem echt toe deed: zijn broer en zijn zus.
‘Halfbroer en -zus eigenlijk, maar ik voel me toch verantwoordelijk voor ze.’
‘Hoe oud zijn ze?’
‘Iola is negenentwintig. Ze is getrouwd met een aardige kerel en heeft drie kinderen.’
Zijn zes jaar jongere zusje was geboren anderhalf jaar nadat hij naar het kindertehuis was gebracht. Die maand en de maand erna was zijn moeder hem niet komen opzoeken. Hij had gedacht dat ze genoeg van hem had en nooit meer zou terugkomen, maar op een dag was ze er weer, met een prachtige baby op haar arm.
‘Heb je haar kinderen ontmoet?’
‘Ja, dat wilde Iola graag.’