‘Hoi,’ mompelde ze slaperig.
‘Je had beloofd dat je zou bellen!’ riep hij beschuldigend.
‘Ik wilde eerst nadenken.’
‘En dus liet je mij de hele week wachten?’
De ijzige klank in zijn stem deed haar ineenkrimpen. ‘Ik vond dat dit iets was wat we niet over de telefoon konden bespreken…. Misschien had ik je moeten bellen om dat te zeggen.’
‘Inderdaad, dat was beter geweest. Ik maakte me ongerust. Ik ben bij je aan de deur geweest, maar je deed niet open.’
‘Ik was niet thuis. Nadat ik tevergeefs had geprobeerd om op jouw plek mijn gedachten te ordenen, ben ik naar mijn eigen plekje gegaan.’
‘Waar?’ vroeg hij op hoge toon.
‘Het strand.’
‘En je vond het niet nodig me te laten weten dat je de stad uit ging?’
‘Als ik je had gebeld, zou je me hebben overgehaald om af te spreken.’
‘Misschien was dat precies wat we nodig hadden.’ Hij klonk gefrustreerd. ‘Je had me in elk geval kunnen laten weten dat je vandaag hier op me zat te wachten.’
‘Daar heb je gelijk in,’ gaf ze toe. Ze ging rechtop zitten en streek een verwarde lok uit haar gezicht.
Ondanks het dutje dat ze kennelijk net had gedaan, zag ze er dodelijk vermoeid uit.
‘Ik was moe en dacht dat je na je werk wel naar huis zou komen. Het is geen moment bij me opgekomen dat je tot bedtijd zou doorwerken.’
‘Het is nog geen bedtijd.’
‘Dat scheelt anders niet veel.’
‘Hou op met eromheen draaien! Als ik had geweten dat je hier was, zou ik meteen zijn gekomen.’ Hij haalde diep adem om niet te gaan schreeuwen. ‘Snap je dan niet dat ik ongerust was? Ik heb je wel honderd keer op je mobiel gebeld.’
‘Die stond uit.’ Piper sloeg haar ogen neer, zodat hij niet zou zien hoe schuldig ze zich voelde.
‘Dat had ik inmiddels wel begrepen.’
Ze stond op en liep zwijgend op hem toe.
De manier waarop ze naar hem keek, verried een emotie die hij niet begreep. Er welde medelijden in hem op, ze zag er vreselijk uit.
‘Wat is er?’ vroeg hij zachter dat hij van plan was.
‘Het spijt me dat ik je niet heb gebeld. Dat was egoïstisch. Ik had moeten bellen, hoe moeilijk dat ook was. Ik bleef maar denken en denken, maar kwam er niet uit. Uiteindelijk ben ik vanmiddag om een uur of vier hierheen gekomen. Ik wilde even gaan liggen en dacht dat je er wel snel zou zijn, zodat we konden praten.’
‘Ik heb lang doorgewerkt om er niet steeds aan te hoeven denken dat je je belofte niet nakwam.’ Al een week niet, wilde hij eraan toevoegen maar dat had hij al gezegd en ze had spijt betuigd.
Piper knikte. ‘De hele situatie jaagt me angst aan, Zephyr.’
‘Dat begrijp ik, maar samen staan we sterker.’
Ze wendde haar hoofd af. ‘Ik… Ik wist dat je met me zou willen trouwen, maar ik wilde nadenken over hoe ik daarop moest reageren.’
‘Je bent dus inderdaad zwanger?’
Met vochtig glanzende ogen keek ze hem aan. ‘Ja, we hebben verschrikkelijke pech of we zijn dolgelukkig, het ligt er maar aan hoe je het bekijkt.’
‘Hoe bekijk jij het?’ wilde hij weten.
‘Ik ben dolgelukkig, wat dacht je dan? Al jaagt de hele situatie me angst aan, ik ben heel blij dat ik een kind van je verwacht.’ Ondanks haar woorden zag ze eruit alsof ze elk moment kon instorten.
Waarom had hij niet gezien hoe breekbaar ze was vóór hij tegen haar was uitgevaren? Hij trok haar tegen zich aan en sloeg zijn armen om haar heen.
‘Waar ben je zo bang voor?’
‘Voor alles.’
‘Waarvoor het meest?’
‘Dat ik met je trouw en dat je dan op een dag verliefd wordt op een ander.’
Verbijsterd keek hij haar aan. Was ze daar het meest bang voor? ‘Maar ik word niet verliefd op een ander!’ riep hij uit.
‘Dat weet je niet.’
‘O jawel, dat weet ik heel zeker. Heus Piper, die kans is uitgesloten.’ Hij had de afgelopen week van alles bedacht, maar dit was geen moment bij hem opgekomen.
‘Denk je dat er misschien een heel klein kansje is dat je ooit verliefd op mij wordt?’ Verlegen verborg ze haar gezicht tegen zijn borst.
Hij zou willen liegen om de dingen makkelijker te maken, maar hij kon het niet. ‘Als ik verliefd zou kunnen worden, dan zou dat allang zijn gebeurd.’
‘Denk je dat heus?’
‘Dat weet ik wel zeker.’
Ze tilde haar hoofd op en keek hem aan. ‘Iedereen kan verliefd worden.’
‘Dat valt over te twisten.’
‘Waarschijnlijk wel.’ Ze trok een gezicht. ‘Er zijn vast mensen die er zo over denken, maar ik had nooit gedacht dat jij daarbij hoorde.’
‘Waar ben je nog meer bang voor?’ vroeg hij schouderophalend.