‘Hij is tien dagen geleden geboren. Ik heb hem zes dagen bij me gehad. Zes heel korte dagen.’
‘Ik vind het heel erg voor je, kind. Heel erg. Wat moet dat verlies je pijn doen.’
‘Inderdaad. Soms kan ik amper ademhalen.’
‘Dat begrijp ik. En toch, wie kan twijfelen aan Gods wil? Misschien heeft Hij dit toegelaten zodat je naar je familie kunt terugkeren.’
‘Ik zie niet in wat hierdoor veranderd kan zijn.’
‘Jazeker! Het bewijs is...’
‘Bewijs! Hij was geen bewijs... hij was mijn zoon. Mijn geliefde jongetje, mijn hart.’
‘Vergeef me, kind. Ik begrijp het, hoor.’ Haar tante sloeg haar andere arm om haar schouders.
‘Ik ben zo blij dat u er bent.’
‘Mag ik dan vragen... van wie dit kind is?’ Ze knikte naar de hengselmand.
‘Dokter Taylors dochter.’
‘En waarom ben jij...?’
‘Zijn vrouw is ziek. Hij heeft me gevraagd het kind te zogen.’
Amelia Tilney haalde haar gehandschoende hand van die van Charlotte en legde hem op haar met kant bedekte borst. ‘Je overweegt toch niet in ernst om daarop in te gaan?’ Charlotte knikte.
‘Je weet wat voor schande dat over je familie zou brengen als het bekend werd?’
‘Meer schande dan ik al heb gebracht?’
‘Aanmerkelijk meer. Kind, als je beslist moet werken, word dan gouvernante.’
‘En wie, vraag ik u, zou mij in dienst nemen om hun kinderen te onderwijzen en te vormen?’
‘Veel families. Veel uitstekende families.’
‘Nu ik geen kind bij me heb, bedoelt u. Ik zal er niet om liegen.’
‘Ik begrijp je gewetensbezwaren, kind... Hoewel je je kunt afvragen waar die waren in andere kwesties.’
‘Tante.’
‘Vergeef me... Je weet dat ik alleen het beste voor je wil.’
‘Dat weet ik.’
De oudere vrouw gaf haar weer een kneepje in haar hand en ze zaten even zwijgend bij elkaar. Toen vervolgde haar tante: ‘Ik denk dat je geheim nog steeds veilig is, kind. Je vader en je zus weten het natuurlijk, en de mensen hier, maar die zullen waarschijnlijk geen contact hebben met het soort families bij wie je een betrekking kunt zoeken.’
‘Anderen hebben het stellig geraden... of minstens vermoed.’
‘Vermoedens zijn nog geen aantijgingen. En er is natuurlijk de... vader. Weet hij het?’
‘Ja.’
‘En is hij betrouwbaar?’
‘Klaarblijkelijk niet. Als u bedoelt, zal hij mijn geheim bewaren, ja, dat geloof ik wel. Nu meer dan ooit.’
‘Weet je heel zeker dat er in dat opzicht niets gedaan kan worden?’
‘Ja, tante. Niets.’
‘Maar een heer zou toch vast en zeker... Is hij een heer?’
‘Tante, ik heb u al gezegd, ik maak zijn identiteit niet bekend, dus vis alstublieft niet naar aanwijzingen.’
‘Ik wil alleen maar... Zeg alsjeblieft dat het niet die jonge grafdelver was die zo onbeschaafd naar je liep te lonken.’
‘Ben Higgins? Die lonkt niet naar me. Ach, nee, tante. Daar kunt u zeker van zijn.’
‘Maar is het dan ten minste iemand van je eigen stand?’
‘Tante, alstublieft. Ik zal u dit zeggen en laat de zaak daarmee uit zijn. Onze familie zou niet erger te lijden hebben als de naam of connecties van de man bekend zouden worden. Goed?’
‘Een heer. Ik wist het. Waarom dan...? Vergeef me. We zullen er niet verder over spreken.’
‘Dank u.’ De kleine Anne begon te huilen en Charlotte haalde haar tevoorschijn en knuffelde haar dicht tegen zich aan. ‘Het spijt me dat u mijn werk afkeurt, maar ik sta verbaasd over de vurigheid van uw bezwaren.’
‘Kind, zoogsters zijn schandelijk slecht opgevoede, ongeschoolde, immorele wezens...’
‘Dank u.’
‘In het algemeen, bedoel ik natuurlijk. Je bent net iets meer dan een keukenhulpje. De vrouw des huizes behandelt je met slecht verborgen minachting zo lang haar kind je nodig heeft. Als je haar ergert, kan niets haar ervan weerhouden je op straat te zetten zodra ze een nieuwe min heeft gevonden.’
‘De vrouw des huizes zal niet aanwezig zijn, althans voorlopig niet.’
‘Wat? Maar dat is nog erger. Werkelijk, mijn lieve Charlotte, ik moet hier een einde aan maken. Je kunt niet in huis wonen bij een man als zijn vrouw daar niet bij hem woont.’
‘Dat doen dienstmeisjes zo vaak.’
‘Maar Charlotte Lamb niet.’
‘Zijn vader woont daar ook.’
‘Twee mannen, Charlotte?’
‘Maar zijn vrouw ligt in het ziekenhuis. Ze is onwel en dat duurt wellicht nog een paar maanden. Dokter Taylor hoopt op minder, maar hij is er niet zeker van.’
‘Waarom kan hij niet in zijn eigen huis voor zijn vrouw zorgen? Hij is toch arts?’