‘De baby, is alles in orde met haar?’
‘Ja, mevrouw Moorling heeft haar aan mij gegeven. Alstublieft.’ Charlotte wilde de baby aan mevrouw Krebs overhandigen, maar trok het kind toen weer tegen zich aan om de beschamende vlekken te bedekken.
‘Ik... pardon. Ik wilde niet.’ stamelde Charlotte. ‘Ze huilde en het gebeurde gewoon.’
‘Dat is volkomen natuurlijk. Voed haar alsjeblieft voor me. Lief van je. Ik heb mijn handen nu vol.’
‘Maar... dat kan ik niet. Dat hoort niet.’
‘Ach kom, je weet hoe het moet.’
‘Ja, maar dit is dokter Taylors baby. Zijn vrouw wil misschien...’
‘Zijn vrouw is op dit moment een razende zot, lieve kind. Dat kleintje is voorlopig een eind bij haar uit de buurt het beste af. Kom, voed dat kindje maar. En voed je eigen verdrietige hart erbij.’
Charlotte zag het medeleven, het begrip in de ogen van de oudere vrouw en ze kreeg tranen in haar ogen.
‘Als u denkt dat het haar zal helpen,’ fluisterde ze.
Mevrouw Krebs glimlachte droevig en gaf Charlotte een kneepje in haar arm. ‘Het zal helpen, Charlotte.’
Via de beter verlichte hoofdtrap keerde Charlotte voorzichtig terug naar haar kamer. Ze ging in haar stoel zitten, maakte haar nachtpon los en bood de baby haar zware borst. Na een paar onbeholpen pogingen hapte het kleine meisje toe en begon te drinken. Charlotte huilde zonder ophouden. Bloed en tranen en melk stroomden met zo’n razende snelheid uit haar dat Charlotte zich voelde alsof het leven zelf uit haar werd getrokken... en tegelijkertijd bij haar terugkeerde.
Daniel Taylor schuifelde uitgeput en verslagen door de gang. Met zijn vrouw was het erger gesteld dan ooit. De bevalling had de kraampsychose tot nieuwe hoogten opgestuwd. Of waren het diepten? Zijn arme kleine dochter! Zou ze de vrolijke, liefdevolle vrouw met wie hij was getrouwd ooit kennen?
Mevrouw Krebs kwam de kinderafdeling af en deed de deur achter zich dicht.
‘Mevrouw Krebs. Hebt u iemand gevonden om de baby te zogen?’
‘Ja.’
Hij liep in de richting van de kinderafdeling.
‘Daar is ze niet. Ik heb het juffrouw Smith gevraagd.’
‘Juffrouw Smith? Waarom in vredesnaam?’
‘Ik heb mijn redenen.’
‘En ze stemde ermee in?’
‘Dat deed ze.’
‘Waar is ze?’
‘Ik heb gezegd dat ze het kleintje mee moest nemen naar haar kamer. Arm kind... Ik heb nog nooit zo’n preuts meisje meegemaakt.’
Hij liep stilletjes terug door het huis naar Charlottes kamer. De deur was dicht. Daarachter kon hij Charlotte Lamb met tranen in haar stem horen zingen voor zijn dochtertje. Het was geen slaapliedje dat ze zong. Hij herkende de melodie van een psalm:
Uit diepten van ellende roep ik met mond en hart
Tot U die heil kunt zenden, o Heer aanschouw mijn smart.
Wil naar mijn smeekstem horen, merk op mijn jammerklacht,
Verleen mij gunstig’ oren, daar ’k in mijn druk versmacht.
Hij liet zijn voorhoofd rusten tegen de gladde houten deur om het geluid van haar stem, de intense droefheid in zich op te nemen... als hij kon.
Deel II
Het is lange tijd de gewoonte geweest voorzieningen te treffen voor dames die een zoogster nodig hebben en die via een kliniek te verkrijgen tegen betaling van een kleine vergoeding. In de loop van het jaar worden veel dames aan een zoogster geholpen en de kliniek is in die zin een groot gemak.
T. Ryan, Queen Charlotte’s lying-in hospital from its foundation in 1752 to the present time (London 1885)
Geen enkel voorwerp, hoe mooi of interessant ook, schenkt plezier aan hun oog, geen muziek streelt hun oor, geen smaak prikkelt hun eetlust, geen slaap verkwikt hun vermoeide ledematen en ellendige fantasieën; noch worden zij getroost door de conversatie en vriendelijke attenties van hun vriendinnen. Met het verlies van elk gevoel dat het leven op dit moment draaglijk zou kunnen maken, zijn ze verstoken van hoop, die de toekomst zou kunnen verlichten.
Thomas Denman, gevierd vroedmeester, over de melancholie die kan volgen op de bevalling, 1810
16
Bij de keuze van een zoogster moet men zes dingen overwegen: haar geboorte en afkomst, haar persoon, haar gedrag, haar geest, haar melk en haar kind.
James Guillemeau, Kindergeboorte of de blijde verlossing van de vrouw
Een paar dagen na de geboorte van de kleine Anne Taylor werd er aan de deur van Charlottes slaapkamer geklopt. Ze stond voorzichtig op van haar bed en deed open.
‘Dag, dokter Taylor.’
‘U had niet op hoeven staan.’
‘Dat is niet erg.’
‘De meeste artsen staan op een volle maand herstel. Maar ik zie het als een goed teken dat u alweer op de been bent.’
Ze knikte met een poging tot een glimlach. ‘Ik neem aan dat u voor uw dochter komt?’ Charlotte trok zich terug in de kamer en liep naar het bedje. ‘Ik zal haar aan u geven. Mevrouw Krebs vroeg me haar te voeden, anders was ik nooit zo onbescheiden...’