Toen duwde hij haar opnieuw opzij, stond op en wendde zich af, liet haar alleen languit in de stoel liggen. Hij streek met zijn hand over zijn gezicht. ‘Charlotte, ga. Wij mogen niet op deze manier samen zijn.’
Hij stond met zijn rug naar haar toe, maar ze reikte om hem heen, nam zijn tot vuisten geklemde handen in de hare en keerde hem weer naar zich toe. Zacht trok ze hem voor haar op zijn knieën en voor de tweede keer sinds ze elkaar kenden, waren de rollen omgedraaid. Zijn ogen waren groot, wanhopig, vol verlangen. Ze voelde de koude nachtlucht op haar hals, haar ledematen, haar schouders, ze voelde zijn hand in de hare en wilde meer voelen. Ze dacht niet na, nam niet bewust het besluit om de grens te overschrijden; ze was niet ervaren in zulke dingen. Ze wist dat een vrouw een man kon troosten, maar ze wist niet hoe. En ze wist dat ze deze man liefhad. Ze dacht alleen aan het verlengen van hun tijd samen, aan hem vasthouden zoals ze nog nooit gemogen had. Toen ze hem naar zich toetrok, keek hij haar indringend aan.
‘Dit is je laatste kans, Charlotte.’
Maar ze trok hem in haar armen en kuste hem, met het dwaze gevoel dat ook zij hulpeloos was om de komende storm te stoppen.
Ze wist weinig van de beginselen van lichamelijke liefde. Haar was alleen verteld dat sommige mannen niet betrouwbaar waren en dat ze daarom nooit alleen mocht zijn met een man zonder geschikte chaperonne. Maar ze had meneer Harris altijd onvoorwaardelijk vertrouwd en wist dat haar vader hem evengoed vertrouwde. Meneer Harris was niet zomaar een man; hij werd praktisch als familie beschouwd. Ze had nooit een moment angst gekend in zijn nabijheid, zelfs niet als ze alleen met hem was, tot dit ogenblik. Pas toen hij zich tegen haar aandrukte en ze voelde dat haar nachtpon omhoog gleed, gingen eindelijk de alarmbellen af in haar hoofd, dat dronken was van verlangen. Ze probeerde haar mond van de zijne los te maken, zich los te rukken, maar ze zat vastgepind tegen de rug van de stoel. Eindelijk had ze haar mond los geworsteld en smeekte: ‘Wacht, ik...’
Hij hield meteen op en staarde haar ongerust aan. Bevroren.
Maar hoewel ze geen pijn voelde, was het kwaad al geschied.
’s Morgens werd Charlotte wakker met de hevige hoop dat ze de gebeurtenissen van de afgelopen nacht verkeerd had begrepen. Ze was er niet helemaal zeker van dat wat zij vreesde dat gebeurd was, inderdaad was voorgevallen. Maar in de koude, donkere uren dat ze daarna alleen in bed had gelegen, wist ze zonder twijfel dat ze alle zedigheid en alle keurige regels had laten varen en ze vreesde ook alle kuisheid kwijt te zijn. Erger nog, ze had het gevoel dat ze de achting en liefde van meneer Harris had verloren. Ze ging rechtop in bed zitten en kreeg daarbij de brief in het oog, die kennelijk onder haar deur door was geschoven. Ze was nu wel wijzer dan te hopen op een liefdesbrief. Dus zo zou het zijn — erger dan ze dacht.
Met een verdoofd gevoel kwam ze overeind en raapte het opgevouwen briefpapier op. Ze klom weer in bed en kroop onder het verendek, dat haar moest beschutten tegen de kille werkelijkheid waarvan ze wist dat die haar wachtte. Ze opende de brief, die bestond uit één enkele regel:
Vergeef me alsjeblieft, ooit.
Geen aanhef, geen ondertekening. Kil. Maar het was in ieder geval geen verwijt.
Slechts veertien dagen later was Charlotte geschokt, onpasselijk en doodsbang toen er een andere brief was gekomen. Haar vader las hem tijdens het ontbijt hardop voor.
‘Zo, zo, een brief van je nicht Katherine.’
‘Wat schrijft ze, vader?’ vroeg Bea, terwijl ze een worstje aan haar vork prikte. ‘Leest u hem toch voor. Ze is altijd zo vermakelijk.’
Vader keek allesbehalve vermaakt terwijl zijn ogen over de woorden gleden. ‘Ik ben bang dat je hier niet van zult genieten, kind.’
‘Wat is er dan?’
‘Een aankondiging van haar aanstaande bruiloft.’
‘Bruiloft? Dat meent u niet! Katherine heeft zich allang tot verstokte oude vrijster verklaard.’
‘Nou, ze is kennelijk van gedachten veranderd.’
‘Wie is de brave ziel die haar eindelijk heeft overgehaald?’
Hij antwoordde niet meteen.
‘Kennen wij hem?’ hield Bea aan, die het worstje vergeten was.
‘Ja. We kennen hem heel goed. Dat dachten we tenminste.’
Charlotte klemde haar handen onder de tafel tot vuisten. Bea trok een bezorgd gezicht.
‘Bentley niet,’ fluisterde Bea. ‘Die is te jong.’
‘Nee, niet Bentley. Charles Harris zelf.’
Bea werd bleek en haar mond viel open.
Charlotte was verbijsterd, maar liet niets merken. Ze zag haar eigen gevoelens weerspiegeld in het gezicht van haar zus. Ze wist dat haar eigen verdriet en vernedering dieper en volkomener moesten zijn dan die van Bea, maar ze dwong zich het niet te laten merken.