‘Je hoeft je voor mij niet te haasten, liefje. Ik ben dol op koude thee.’ Hij ging op de deken zitten en vouwde zijn lange benen over elkaar, waarbij hij het kleine suikerpotje omstootte.
Charlotte zette het weer recht en vertrouwde hem zachtjes toe: ‘De suiker is fantasie, maar de thee is wel degelijk echt.’
Hij grinnikte. ‘Dan zal ik proberen voorzichtiger te zijn.’ Hij keek om zich heen. ‘Wat een klein lapje grond hebben we hier. Nauwelijks waard een tuin te noemen.’
‘Gelukkig dan maar dat je zo’n groot stuk grond tot je beschikking hebt op het landgoed.’
‘Ja,’ zei hij afwezig. Toen schraapte hij zijn keel. ‘Ik wil iets met je bespreken.’
‘Ja?’
‘Ik heb een brief gekregen van je oude vriend, dokter Webb.’
‘Dokter Webb? Goed nieuws, hoop ik?’
‘Ja, nogal. Hij heeft besloten met pensioen te gaan en is van plan verder naar het noorden te verhuizen om dichter bij zijn volwassen zoon en kleinkinderen te zijn.’ Hij plukte een vergeet-me-nietje uit het gras en draaide het steeltje om zijn vinger. ‘Hij heeft me zijn praktijk aangeboden. Zijn huis in Doddington, zijn kantoor, alles voor een heel redelijke som.’
Ze staarde hem aan, maar hij hield zijn blik gericht op het bloempje in zijn hand. ‘Maar... dat zou betekenen dat je je praktijk hier en je werk in het Huis zou moeten opgeven.’
‘Het Huis is mijn vaders levenswerk. Niet het mijne. Ik ben alleen te hulp geschoten toen hij niet in staat was om te werken. Ik kan het nu aan hem overlaten. Thomas en hij kunnen de kliniek — en Preston — uitstekend aan zonder mij.’
‘Heb je het hem al verteld... je vader?’
‘Nee, nog niet. Ik wilde eerst met jou praten.’
Ze wilde niet vragen waarom. ‘Zou je echt uit Londen weggaan?’
‘Ja. Ik ben het stadsleven beu. En hier zijn te veel herinneringen — zowel in huis als in het opvanghuis — en niet allemaal even aangenaam. Ik heb genoten van mijn tijd in Kent. Het is daar op de noordelijke heuvelrug van Zuid-Engeland zo vredig en mooi. Zo veel open land. Zo veel groen.’ Hij keek op en glimlachte naar haar. ‘En je herinnert je wellicht dat ik ook erg gesteld was op de inwoners.’
Ze lachte even terug, maar voelde een golf van angst opkomen. Lieten Daniel en zijn dochter haar achter? Of ging hij ervan uit dat ze met hem mee terugging naar Doddington?
‘Je vader zal niet blij zijn met mijn terugkeer. Maar moet ik me door de mening van één man laten weerhouden van iets wat, denk ik, veel geluk zal brengen?’
Ze vatte het op als een retorische vraag, maar hij bleef haar onderzoekend aankijken, wachtend op antwoord. Wachtend tot ze de vraag voor zichzelf beantwoord had.
‘Charlotte?’
Ze keek naar haar handen, strak ineengeklemd in haar schoot.
‘Charlotte. Ik neem je niet mee terug naar Doddington als Annes gouvernante.’
Ze keek merkwaardig opgelucht naar hem op. Inwendig was ze teruggedeinsd voor de gedachte als bediende terug te keren naar het dorp van haar jeugd. Om geconfronteerd te worden met de minachting van haar vroegere bekenden; vooral haar vader en zus. Hoewel gouvernante een van de meer respectabele betrekkingen was. Nee, makkelijker hier in de anonimiteit van Londen te blijven. Misschien met Sally en Thomas, of bij Sally’s zus. Of ze kon terugkeren naar Crawley, zoals ze eens had willen doen.
‘Ga je een andere gouvernante zoeken als je eenmaal in Kent geïnstalleerd bent?’
‘Ja.’
‘Ik begrijp het.’
‘Nee, ik geloof niet dat je het begrijpt. Ik wil je niet als gouvernante mee terugnemen naar Doddington. Maar wel als... mijn vrouw.’
Ze staarde hem aan, zag de strenge vastberadenheid op zijn gezicht en haar hart bonsde dof, een groot aantal verschillende emoties overspoelden haar.
‘Hier heb ik het!’ zong Anne, die aan kwam rennen en weer neerplofte. ‘Nu zal ik een beetje thee voor u inschenken.’
Terwijl ze dat deed, voelde Charlotte Daniels intense blik op haar rusten.
‘Wil je, Charlotte?’
Ze schrok op uit haar gedachten. ‘Hm?’
‘Ja, Missy, wilt u nog een beetje thee?’
‘Graag.’
Terwijl Anne haar kopje nog eens inschonk, keek Charlotte naar Daniel op en knikte in de richting van zijn dochter om zwijgend aan te geven dat hun gesprek moest wachten.
Die avond kwam Daniel, nadat Charlotte Anne haar nachtponnetje had aangetrokken en haar tandjes had gepoetst, zoals gewoonlijk binnen om zijn dochter in te stoppen en naar haar gebeden te luisteren.
Zwijgend hing Charlotte de jurk van het meisje in de kledingkast en ruimde haar vuile kousen op. Intussen hoorde ze onopzettelijk Annes gebedje: ‘Dank u voor papa en grootvader en Missy. En voor Constance. Zeg tegen moeder dat ze niet verdrietig moet zijn, want we zijn allemaal gelukkig samen. Amen.’