Charlotte wachtte nog even en kwam toen achter het scherm vandaan. Ze liep net in de richting van de trap toen William Bentley de overloop bereikte.
‘Juffrouw Lamb!’
‘Meneer Bentley,’ antwoordde ze met dof bonzend hart. Had ze haar sluier maar weer op zijn plaats gehangen.
‘Het verbaast me u te zien,’ zei hij met een veelzeggende glimlach.
‘Waarom? Katherine was mijn nicht, zoals u zich stellig herinnert.’
‘Ja. En de vrouw van mijn oom.’ Hij schraapte zijn keel. ‘Bent u alleen?’
‘Ja.’
‘Is Beatrice niet gekomen?’
‘Ze is binnen. Bij uw oom.’
‘Aha, om troost te bieden. Wat aardig van haar. Ik zou gedacht hebben dat u...’
‘Ik ben alleen gekomen om de laatste eer te bewijzen, meneer Bentley. En als u me nu wilt excuseren...’ Snel liep ze de trap af.
‘Juffrouw Lamb, vergeef me. Ik bedoelde niet...’
Ze draaide zich naar hem om. ‘O, jawel, meneer Bentley. Dat bedoelde u beslist wel.’ Daarop glimlachte ze even veelzeggend als hij had gedaan, hoopte ze, en wandelde opgewekt weg.
Charles zag zijn neef met grote stappen op zich toe komen, in zijn ogen straalde ondeugd.
‘Het verbaasde me dat ik Charlotte Lamb hier zag.’
‘Heb je haar gezien?’
‘Ja, ze ging net weg toen ik binnenkwam. Ze stond zeker als eerste in de rij om troost te bieden?’
‘William, ik ben je insinuaties en respectloosheid zat. Juffrouw Lamb — Charlotte — heeft me niet eens aangesproken. Ik wist niet eens dat ze was geweest tot Edmund het vertelde.’
‘Kent Edmund haar?’
‘Kennelijk hebben Katherine en Charlotte de afgelopen jaren contact gehouden.’
‘Dat wist ik niet. En ik wilde zeker niet respectloos zijn. Vooral niet in zo’n moeilijke tijd. Maar wees gewaarschuwd, oom. De oude vrijsters en weduwen staan al in de rij, klaar om de treurende weduwnaar troost te bieden en voor zijn arme, verweesde zoon te zorgen.’
‘Edmund is geen wees.’
‘Moederloos, dan.’
‘Je bent een dwaas, William.’
‘Meneer Bentley.’ Beatrice kwam aanlopen en ging naast Charles staan. Ze maakte haar vertrouwdheid met hem duidelijk door haar nabijheid en bezitterige manier van doen. ‘Wat aardig dat u bent gekomen.’
Hij boog stijf. ‘Beatrice... juffrouw Lamb. Wat prettig om u weer te zien.’
‘En wat waren de heren aan het bespreken?’
‘Uw zus,’ zei zijn neef, duidelijk genietend van haar afkeuring.
‘Zo.’
‘Ja, ik heb haar net gezien en ik moet toegeven, ze ziet er mooier uit dan ooit. Een beetje moe misschien; zwart staat haar niet zo goed. Maar toch, knap als altijd.’
‘Nu,’ zei Bea bruusk, ‘ik moet naar Edmund gaan kijken. Het arme kind is uitgeput van verdriet en doodmoe van alle aandacht.’
Ze knikte kort. ‘Meneer Bentley, Charles.’ Beide mannen bogen kort terwijl ze wegliep. ‘Tjonge, jonge. Dat heeft niet lang geduurd.’
‘William, alsjeblieft. Bea is net familie.’
‘Dat zou ze wel willen.’
‘Houd alsjeblieft je mond, William.’
35
Hing niet het wolkendek zo zwart
van twijfel om ons heen,
wij zouden ‘t land zien van ons hart,
dat ‘t hemels licht bescheen.
Isaac Watts
Maanden gingen voorbij terwijl Charles en Edmund treurden. Ze brachten de kerstdagen door op Fawnwell voordat ze terugkeerden naar Londen om te beginnen met de deprimerende taak Katherines spullen uit te zoeken en alles behalve de meest betekenisvolle aandenkens weg te doen. Toen ze daarna in de lente weer op Fawnwell waren, bracht Charles enkele kisten met kleding naar de kerk van Doddington om uit te delen onder de armen. Edmund bleef achter onder de hoede van zijn grootmoeder terwijl Charles met zijn koetsier en paard en wagen het terrein van de kerk opreed.
Beatrice kwam hem tegemoet in het zuidelijke portiek van de kerk en hielp hem op haar ingetogen en ijverige manier met aanwijzingen voor het uitladen. ‘Dit is heel aardig van je, Charles. Ik zal ervoor zorgen dat elk stuk goed terechtkomt.’
Terwijl zijn koetsier terugliep naar de wagen om een nieuwe lading te halen, zette Charles een tweede kist boven op de eerste. Bea opende het deksel en haalde er een paar japonnen uit; een met een uitzetbaar kanten lijfje en twee met een opbollende taillelijn.
‘Dit moeten de japonnen zijn die Katherine droeg tijdens haar kraam.’
‘Ja, nou ja... ik laat het maar aan je over.’
‘Natuurlijk, Charles. Dit is moeilijk voor je. Kom naar de pastorie om thee te drinken. Dit kan ik later wel afhandelen. Vader zal je ook graag willen zien.’
‘Goed. Dank je wel.’
Hij gaf zijn koetsier aanwijzingen voor het uitladen en volgde haar over het kerkplein naar de pastorie. Er was geen spoor van Gareth Lamb. ‘Ik weet niet waar hij heen is gegaan. Ik zal Tibbets laten vragen of hij bij ons komt als hij er is.’