Dickers knikte en riep: ‘John, Fred hier. We moeten nu echt weg. We liggen ver achter op schema.’ Hij klopte op de deur. ‘John? Hoor je me?’
Opnieuw voelde Michelle haar maagspieren samentrekken. Er was hier iets niet in de haak. Ze gebaarde dat Dickers bij de deur weg moest gaan en klopte nog eens. ‘Meneer Bruno, waarom hebt u de deur dichtgedaan?’ Geen antwoord. Er verscheen een druppel zweet op Michelles voorhoofd. Ze aarzelde, dacht snel na en riep toen luid: ‘Meneer! Uw vrouw is aan de lijn. Een van uw kinderen heeft een ernstig ongeluk gehad.’
De reactie deed een rilling over haar rug lopen.
‘Moment!’
‘Forceren!’ blafte ze tegen de andere agenten. ‘Forceren die deur!’
Ze beukten met hun schouders tegen de deur, één keer, twee keer, totdat die bezweek en ze de kamer in holden.
Een kamer die op een overleden man na volkomen leeg was.
•3•
Er was net een begrafenisstoet vertrokken. De korte stoet, niet meer dan een stuk of tien auto’s, reed nu over de met bomen omzoomde oprijlaan. Voordat de laatste auto uit het zicht was verdwenen, kwamen Michelle en haar team al door de vooringang naar buiten hollen. Snel verspreidden haar manschappen zich in alle richtingen over het terrein.
‘Sluit de hele omgeving af,’ riep ze naar de agenten die bij Bruno’s autocolonne stonden te wachten. Ze scheurden weg om te doen wat ze had gezegd. ‘Ik heb versterkingen nodig,’ zei ze in haar walkietalkie. ‘Het maakt niet uit waar je ze vandaan haalt, maar zorg dat ze hier komen. Nu! En bel de fbi.’ Ingespannen tuurde ze naar de achterkant van de laatste auto van de begrafenisstoet. Dit ging een aantal mensen de kop kosten. Dit ging háár de kop kosten. Maar op dit moment wilde ze alleen maar John Bruno terug zien te vinden. Bij voorkeur levend.
Ze zag verslaggevers en journalisten uit de mediatrucks stromen. Ondanks de mooie foto die het zou hebben opgeleverd en de smeekbeden van Fred Dickers had Bruno deze keer eens wat lef getoond en de persmensen geen toestemming gegeven aanwezig te zijn bij zijn bezoek aan het rouwcentrum. Dat was niet goed gevallen en nu ze een verhaal roken dat veel belangrijker was dan een presidentskandidaat die een oude vriend de laatste eer ging bewijzen, braken ze los met alle journalistieke kracht die ze maar in zich hadden.
Voordat ze haar hadden bereikt, pakte Michelle een agent in uniform bij de arm, die naar haar toe was komen hollen en nu kennelijk op instructies stond te wachten.
Ze wees naar de weg. ‘Ben jij de beveiligingsman hier?’ Hij knikte. Zijn ogen waren groot van schrik en hij zag lijkbleek; het leek wel of hij elk ogenblik kon flauwvallen of het in zijn broek kon doen. ‘Voor wie is die begrafenisstoet?’
‘Harvey Killebrew. Ze brengen hem naar de Memorial Gardens.’
‘Hou ze tegen.’
De man keek haar met een dom gezicht aan. ‘Tegenhouden?’
‘Er is iemand ontvoerd. En dat…’ Ze wees naar de stoet. ‘… zou wel eens een heel goede manier kunnen zijn om hem van het terrein af te krijgen. Denk je ook niet?’
‘Oké,’ zei hij langzaam. ‘Ja, ja.’
‘Doorzoek alle auto’s en vooral de lijkwagen. Begrepen?’
‘De lijkwagen? Maar mevrouw, daar ligt Harvey in.’