•11•
King was stilletjes naar de kust gewaad, had zijn kleren aangetrokken en zat nu gehurkt achter een paar struiken. Het licht zwaaide nog steeds heen en weer terwijl de bezoeker langs de oostgrens van zijn terrein wandelde. Beschut door een rij bomen sloop King naar de voorzijde van zijn huis. Er stond een blauwe bmw cabrio op de oprit. De auto kwam hem niet bekend voor en hij wilde er net naartoe lopen toen het tot hem doordrong dat het misschien handiger was om eerst voor een wapen te zorgen. Met een lekker groot pistool in zijn hand zou hij zich in deze situatie een stuk prettiger voelen.
Hij sloop het donkere huis binnen, pakte een pistool en liep door een zijdeur weer naar buiten. De lichtbundel was inmiddels verdwenen en dat maakte hem ongerust. Hij liet zich op zijn knieën zakken en luisterde aandachtig. Hij hoorde een tak kraken. Het geluid kwam van rechts, niet meer dan een meter of 3 van hem vandaan. Er klonk een voetstap en toen nog een. Hij verstrakte, zette de veiligheidspal om en bracht zijn pistool in de aanslag.
Hij sprong op, raakte de indringer laag en hard en kwam boven op hem neer, met het pistool recht in zijn gezicht.
Maar het was geen hém. Het was een háár! En ze had haar eigen pistool ook getrokken. Het was op hem gericht. De lopen van de twee vuurwapens raakten elkaar bijna.
‘Wat spook jij hier uit?’ vroeg hij boos toen hij zag wie het was.
‘Als je nou eerst eens van me af gaat, krijg ik misschien genoeg lucht om je dat te vertellen,’ snauwde ze.
Hij nam rustig de tijd om op te staan, en toen ze haar hand uitstak, zodat hij haar overeind kon helpen, negeerde hij die.
Ze had een rok aan, met een bloes en een kort jasje. Tijdens de botsing was de rok bijna tot aan haar kruis omhooggeschoven en terwijl ze moeizaam opstond, trok ze die weer omlaag.
‘Wordt al je bezoek zo besprongen?’ vroeg ze nijdig terwijl ze het pistool weer in de clip ter hoogte van haar middel haakte en de bladeren en losse takjes van haar kleren sloeg.
‘De meeste bezoekers sluipen niet om mijn huis rond.’
‘Er werd niet opengedaan.’
‘In dat geval ga je gewoon weg en kom je een andere keer terug. Of heb je dat soms nooit van je moeder geleerd?’
Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Lang niet gezien, Sean.’
‘Dat was me niet opgevallen. Ik heb het veel te druk gehad met mijn nieuwe leven.’
Ze keek om zich heen. ‘Dat is wel duidelijk. Mooi huis.’
‘Wat kom jij hier doen, Joan?’
‘Ik kom eens langs bij een oude vriend van me die in de problemen zit.’
‘Welke dan?’
Met een ingetogen glimlachje zei ze: ‘Moord op kantoor. Dat is toch zeker een probleem?’
‘Reken maar. Ik had het over dat “oude vriend”.’
Ze knikte in de richting van het huis. ‘Het was een heel eind rijden en ik heb veel gehoord over de zuidelijke gastvrijheid hier in de omgeving. Zou je mij niet eens wat gastvrijheid willen tonen?’
In plaats daarvan had hij eigenlijk liever een waarschuwingsschot gelost, maar de enige manier om erachter te komen wat Joan Dillinger in haar schild voerde, was het spelletje meespelen. ‘Wat voor gastvrijheid?’