•71•
‘Je bent erg veranderd, Sidney,’ zei King. ‘Je bent flink afgeslankt. Ik zou je nauwelijks herkend hebben. Je broer ziet er minder goed uit.’
Sidney Morse, Clyde Ritters briljante campagneleider, van wie iedereen dacht dat hij in een inrichting in Ohio zat, keek King geamuseerd aan, maar hij hield wel een pistool op Kings borstkas gericht. Hij ging gekleed in een duur kostuum, en met zijn gladgeschoren gezicht en zijn grijzende haar, dat wat dun was geworden maar goed in model zat, maakte de slanke Morse een gedistingeerde indruk.
‘Indrukwekkend. Hoe ben je te weten gekomen dat het niet de onfortuinlijke meneer Scott was die hierachter zat?’
‘Het briefje dat je op mijn badkamerdeur hebt achtergelaten. “Dat was nog eens een positie om te pushen.” Een echte Secret Service–agent zou dat nooit zo geschreven hebben. Die zou er gewoon “Dat was nog eens
pushen” van gemaakt hebben. Dat zette me aan het denken: waarom Bowlington? Waarom het Fairmount Hotel? Omdat het maar dertig minuten rijden van het huis van Arnold Ramsey lag. Als campagneleider zou het je weinig moeite hebben gekost om dat te regelen.’
‘Maar dat hadden een paar anderen ook wel gekund, onder wie Doug Denby en Ritter zelf. En iedereen denkt dat ik een zombie ben die in een inrichting in Ohio zit.’
‘Maar een agent van de Secret Service doorziet dat wel. Ik moet toegeven dat het even tijd heeft gekost, maar uiteindelijk ben ik erachter gekomen.’ Hij knikte naar het pistool dat Sidney in zijn hand hield. ‘Jij bent linkshandig, dat wist ik nog. Bij de Secret Service hebben we de neiging om ons op kleine details te richten. Die “zombie” in Ohio vangt tennisballen met zijn rechterhand. En op een van de foto’s op zijn kamer had Peter Morse een honkbalknuppel in zijn rechterhand. Dus dat klopte wel.’
‘Die arme broer van me. Veel heeft hij eigenlijk nooit voorgesteld.’
‘Maar hij heeft wel een belangrijke rol gespeeld in jouw plan,’ zei King aanmoedigend.
Morse glimlachte. ‘Je beschikt duidelijk niet over voldoende intelligentie om het zelf allemaal uit te puzzelen en je wilt dat ik het je allemaal voorkauw. Goed, mij best. Ik denk niet dat je hier later nog een getuigenverklaring over zult afleggen. De vuurwapens waar Arnold en ik over beschikten, heb ik van mijn broer.’
‘En toen Ritter was vermoord heb je die revolver verstopt in de gangkast?’
‘Waar dat kamermeisje me heeft gezien, zodat ze me daar zeven jaar lang mee heeft kunnen chanteren. Ze is er pas mee opgehouden toen ze dacht dat ik in een inrichting was beland. Zonder dat ze er erg in had, heeft je vriendinnetje Michelle me haar identiteit onthuld. En toen heb ik het haar betaald gezet. Met rente.’
‘Net zoals met Mildred Martin.’
‘Dat mens was gewoon niet in staat om te doen wat haar gezegd was. Ik heb een pesthekel aan domme mensen.’
‘Daar hoorde je broer zeker ook bij?’
‘Het was waarschijnlijk een vergissing om hem hierbij te betrekken, maar hij was per slot van rekening familie en hij was maar al te graag bereid om te helpen. In de loop der tijd ging hij echter steeds meer drugs gebruiken en ik werd bang dat hij loslippig zou worden. Ik had ook al het geld van de familie in mijn bezit en er was altijd het risico dat hij zou proberen me te chanteren. Je kunt je “problemen” altijd maar beter op een plek bewaren waar iedereen ze goed kan zien, en dus heb ik hem bij me gehouden en hem financieel gesteund. Toen het tijd werd om met hem van identiteit te wisselen heb ik hem laten opnemen.’