John Bruno had zich kandidaat gesteld voor het presidentschap van de Verenigde Staten en hij had absoluut geen enkele kans om te winnen. Bruno, die er een heel stuk jonger uitzag dan zijn 56 jaar, was een onafhankelijke kandidaat en dankzij de steun van een klein maar luidruchtig deel van de kiezers dat schoon genoeg had van zo’n beetje de hele gevestigde orde, was hij erin geslaagd in alle staten van de VS boven de kiesdrempel te komen. Daarom kwam hij nu in aanmerking voor bescherming door de Secret Service, al was het dan niet op het niveau van de bonafide kandidaten. Het was Michelle Maxwells taak om hem in leven te houden tot na de verkiezingen. En ze telde de dagen af.
Bruno had een reputatie opgebouwd als een keiharde openbare aanklager en daarbij een groot aantal vijanden gemaakt, van wie sommige achter de tralies zaten en andere niet. Zijn politieke standpunten waren vrij eenvoudig. Hij zei tegen iedereen dat hij alleen maar vond dat de overheid de mensen met rust moest laten en dat de vrije ondernemingsgewijze productie de dienst moest uitmaken. Wat de armen en de zwakken betrof, degenen die het niet zouden redden op een volledig vrije arbeidsmarkt, nou, zei hij dan kranig, bij alle andere diersoorten stierven de zwakken uit en bleven de sterken in leven, en waarom zou dat voor ons eigenlijk anders moeten zijn? Grotendeels vanwege dat standpunt had hij echter nog steeds geen schijn van kans om te winnen. Hoewel de Amerikanen dol waren op stoere kerels, waren ze er nog niet aan toe om op leiders te stemmen die geen medelijden hadden met de verdrukten en ellendigen, want die zouden elk ogenblik de meerderheid van de bevolking kunnen gaan vormen.
De problemen begonnen toen Bruno de kamer binnenliep, met in zijn kielzog de chef-staf en twee assistenten, plus Michelle en twee van haar manschappen. De weduwe die voor de kist van haar echtgenoot zat, keek onverwacht op. Hoewel ze een sluier droeg, zodat Michelle haar gelaatsuitdrukking niet kon zien, ging ze ervan uit dat het er een was van verbazing over al die indringers op deze geheiligde grond. De oude vrouw stond op en deinsde zichtbaar trillend terug in een hoekje.
Snel draaide de kandidaat zich om naar Michelle. ‘Hij was een dierbare vriend van me en ik ben niet van plan om hier met een heel leger naar binnen te banjeren,’ snauwde hij. ‘Eruit!’
‘Ik blijf hier,’ zei ze snel. ‘Alleen ik.’
Hij schudde van nee. Ze waren al vaker op deze manier recht tegenover elkaar komen te staan. Hij wist dat zijn kandidatuur geen schijn van kans had, maar dat zette hem er alleen maar toe aan om nog meer zijn best te doen. Het tempo was moordend geweest, de logistiek van het beschermingswerk een nachtmerrie.
‘Nee, dit is privé!’ gromde hij. Bruno keek naar de huiverende vrouw in de hoek van de kamer. ‘Mijn god, je maakt haar doodsbang. Dit is weerzinwekkend.’
Michelle probeerde het nog één keer, maar hij weigerde opnieuw, en nadat hij hen een voor een met zachte drang de deur uit had gewerkt, begon hij boos tegen haar uit te varen. Wat kon hem nou in vredesnaam gebeuren in een uitvaartcentrum? Zou de tachtig jaar oude weduwe hem soms te lijf gaan? Zou de overledene weer tot leven komen? En erger nog, dit gedoe kostte hem waardevolle campagnetijd.
Ze kon het toch niet van hem winnen en de man ging tekeer alsof hij de president zelf was, al zou de meerderheid van de kiezers, onder wie ook Michelle, hem onmiddellijk de deur wijzen.
Bij wijze van compromis vroeg Michelle twee minuten tijd om de rouwkamer te doorzoeken. Die kreeg ze en ze stuurde haar mannen naar binnen. Ze was woedend over het verlies van deze slag, maar besefte ook dat ze haar kruit droog moest houden voor de werkelijk belangrijke kwesties.
Twee minuten later kwamen haar mannen naar buiten en meldden dat alles oké was. Er was maar één in- en uitgang. Geen vensters. De oude dame en de overledene waren de enige aanwezigen. Niet perfect, maar goed genoeg. Michelle knikte naar de kandidaat. Bruno mocht zijn privé-moment met de overledene hebben, en daarna konden ze hier weg.