De Stonewall Jackson Room van het Fairmount Hotel zag er heel anders uit dan de vorige keer dat King er was geweest, maar toch voelde de ruimte nog steeds vertrouwd aan. Eigenlijk had hij dit wel verwacht. De zaal was hel verlicht. De paaltjes met het fluwelen koord ertussen stonden precies waar ze acht jaar geleden hadden gestaan en daarachter stond de menigte, uitgebeeld door middel van honderden zorgvuldig beschilderde kartonnen silhouetten op metalen paaltjes, die allemaal een vlaggetje in de hand hadden of een spandoek met het opschrift stem op clyde ritter vasthielden. Het rumoer van hun gesimuleerde stemmen was afkomstig uit verborgen luidsprekers. Er was een hoop werk in gestoken.
Terwijl hij om zich heen keek, kwamen de herinneringen in hem op. Hij zag kartonnen silhouetten met daarop de geschilderde portretten van zijn collega’s, precies op de posities waar ze al die jaren geleden hadden gestaan en die toen zo ongelukkig gekozen waren gebleken. Er waren ook andere gezichten die hij herkende. Een deel van de geschilderde poppen hield baby’tjes omhoog om gekust te worden, andere staken pennen en schrijfblokjes naar voren om een handtekening te krijgen. Weer andere hadden alleen maar een brede glimlach op hun gezicht. Op de achterwand was de grote klok weer opgehangen. Volgens dat uurwerk was het kwart over tien. Als dit was wat hij dacht dat het was, had hij nog zeventien minuten.
Hij keek snel even naar de rij liften en zijn gezicht betrok. Hoe zou dit gaan? Ze konden het niet nog een keer op dezelfde manier doen want dan zou de verrassing eraf zijn. Maar toch hadden ze Joan niet zomaar ontvoerd. Hij voelde zijn hartslag versnellen en zijn handen begonnen licht te trillen. Het was echt een hele tijd geleden dat hij bij de Secret Service had gezeten en in de tussenliggende jaren had hij niets inspannenders gedaan dan wat zware, ronkende zinsneden uit duizenden pagina’s saaie, zij het niet van creativiteit gespeende, juridische documenten lichten. Maar toch zou hij over zestien minuten op dezelfde wijze in actie moeten komen als de ervaren agent die hij jaren geleden was geweest. Terwijl hij zijn blik over de levenloze gestalten achter het paarse koord liet gaan, vroeg hij zich af waar de echte aanslagpleger vandaan zou komen.
Het licht werd zwakker, het geroezemoes stierf weg en hij hoorde naderende voetstappen. De man zag er zo anders uit dat King hem vermoedelijk niet herkend zou hebben als hij hem niet had verwacht.
‘Goedemorgen, agent King,’ zei de Buick-man. ‘Ik hoop dat je klaar bent voor je grote dag.’
•70•
Michelle en Parks knielden neer achter de rij bomen achter het Fairmount Hotel. Een politiewagen blokkeerde de weg naar het hotel, maar wel zo dat hij vanuit het hotel niet te zien viel. Toen ze aankwamen, hadden Parks en Michelle even overlegd met de agent die daar stond en die de leiding had over de eenheid van de plaatselijke politie die door Parks was opgeroepen. Parks had ook de marshals en een stel andere politiemensen uit North Carolina opgetrommeld. ‘Die zijn er allemaal nog eerder dan wij,’ had hij in de auto tegen Michelle gezegd.
‘Zeg dat ze een kordon om het hotel moeten leggen,’ zei Michelle nu tegen de politieman. ‘Het hotel ligt midden in het bos. Als ze aan de rand van de open plek achter de bomen blijven staan, worden ze niet opgemerkt.’
Michelle zag een scherpschutter in een boom zitten, met zijn geweer met telescoopvizier op de hoofdingang van het hotel gericht.
‘Weet je zeker dat je hier voldoende mensen hebt?’ vroeg ze.
Parks wees naar andere plekken in het donker, waar nog meer politiemensen zich schuilhielden. Michelle kon ze niet zien, maar vond het wel een geruststellend idee dat ze er waren.
‘We hebben meer dan genoeg mensen,’ zei Parks, ‘maar zijn we nog op tijd? Daar gaat het om. Zijn Sean en de anderen nog in leven?’ Hij legde zijn geweer neer en pakte zijn walkietalkie op. ‘Oké, jij bent daarbinnen geweest en jij kent de plattegrond. Waar kunnen we het best naar binnen?’