‘Ik ben hier,’ riep hij. ‘Hier boven!’
‘Kunt u naar beneden komen?’ riep een van de brandweerlieden.
‘Ik denk van niet. Er hangt hier alleen maar rook.’
‘Goed. Blijft u daar dan maar. We komen u wel halen. Blijf gewoon liggen, met uw hoofd zo dicht mogelijk bij de vloer! We komen eraan met de brandslangen. Het hele huis staat in lichterlaaie!’
Hij hoorde het sissen van de schuimblussers terwijl de mannen de trap op holden. King was inmiddels kotsmisselijk en half blind van de rook in zijn ogen. Hij voelde dat hij werd opgepakt en snel de trap af werd gedragen. Een minuut later lag hij buiten op de grond en merkte hij – het was meer voelen dan zien – dat er mensen over hem heen gebogen stonden.
‘Alles goed?’ vroeg een van hen.
‘Geef hem wat zuurstof,’ zei een ander. ‘Hij heeft ik weet niet hoeveel koolmonoxide binnengekregen.’
King voelde hoe het zuurstofmasker op zijn gezicht werd gedrukt en hoe hij daarna in een ambulance werd getild. Even meende hij Michelle zijn naam te horen roepen, maar toen werd alles zwart.
De sirenes, de zwaailichten, het drukke gepraat over de radio en de andere ‘geluidseffecten’ hielden onmiddellijk op toen de brandweerman met zijn ene hand op de aan-uitknop drukte en met zijn andere King het pistool uit de hand trok. Alles werd weer stil. Hij draaide zich om en liep snel terug naar het huis, waar de rook al begon te verwaaien. Het was een heel zorgvuldig onder controle gehouden ‘brand’ geweest, en alle elementen van de helse vlammenzee waren zorgvuldig in scène gezet. Hij liep de kelder in, naar de brandbom vlak naast de gasleiding, zette de schakelaar om en nadat hij snel weer naar buiten was gelopen, klom hij in de laadruimte van het bestelbusje, dat onmiddellijk wegreed. Het busje bereikte de hoofdweg en verdween snel in zuidelijke richting. Twee minuten later ging het brandbommetje af, zodat de gasleidingen scheurden. De ontploffing die daarop volgde, zorgde ervoor dat Kings mooie huis nu echt met de grond gelijk werd gemaakt.
De brandweerman zette zijn helm af en veegde het zweet van zijn gezicht.
De Buick-man keek naar de bewusteloze King. De zuurstof die hij toegediend had gekregen, had een verdovend middel bevat.
‘Fijn om jou ook eens te zien, agent King. Ik heb hier lang op gewacht.’
Het bestelbusje verdween in het duister.
•66•
Michelle was net Kings lange oprijlaan opgereden toen een ontploffing de grond deed trillen. Ze gaf plankgas, zodat er een regen van grind en aarde onder de banden van de zware pick-uptruck wegspoot, en bracht de wagen even later slippend tot stilstand omdat het pad werd geblokkeerd door planken, stukken glas en andere brokstukken van het vernietigde huis. Terwijl ze de wagen uit sprong, belde ze het alarmnummer en schreeuwde naar de meldkamer dat er een ontploffing was geweest en dat ze alles wat ze maar hadden hierheen moesten sturen.
Michelle rende door de wrakstukken, en moest daarbij regelmatig uitwijken voor rook en vlammen, en schreeuwde intussen telkens weer zijn naam: ‘Sean! Séán!’ Ze liep terug naar haar truck, griste er een dekentje uit, sloeg het om zich heen en rende door de voordeur naar binnen, of liever gezegd, door de opening waar de voordeur had gezeten. De rook was echter zo dicht dat ze al snel weer naar buiten strompelde en amechtig naar adem happend door haar knieën zakte. Nadat ze weer wat lucht in haar longen had weten te krijgen, kroop ze naar binnen door een grote opening in het laatste stuk van de buitenmuur dat nog overeind stond. Omdat ze dacht dat hij nog wel eens in zijn slaapkamer zou kunnen liggen, kroop ze naar de trap toe, maar die bleek er niet meer te zijn. Met zwoegende borstkas zag ze zich gedwongen terug te kruipen om weer wat rookvrije lucht te krijgen.