•65•
Het was twee uur ’s nachts en degene die bij het raam stond, bracht zijn pistool in de aanslag, richtte het op de gedaante die hij in bed zag liggen en haalde de trekker over. De kogel ging dwars door de ruit en kwam in het bed terecht, zodat het glas met een rinkelend geluid aan scherven werd geslagen en het dons uit het dekbed alle kanten op spatte.
Michelle schrok wakker en rolde van de bank. Terwijl ze Joans aantekeningen lag door te kijken was ze in slaap gevallen, maar nu was ze onmiddellijk klaarwakker. Toen het tot haar doordrong dat iemand had geprobeerd haar te vermoorden, trok ze haar pistool en loste een schot in de richting van het raam. Ze hoorde voetstappen die zich in hoog tempo verwijderden en terwijl ze aandachtig bleef luisteren, kroop ze naar het raam toe en tuurde voorzichtig over de vensterbank. Ze hoorde iemand wegrennen, vergezeld van een amechtig gehijg. Michelle beschikte over een goed geschoold gehoor en ze vond het geluid iets merkwaardigs hebben. Het waren meer een soort slecht gecoördineerde sprongen, die bij haar de indruk wekten dat de aanslagpleger was geraakt of dat hij al gewond was geweest. Zou het de man zijn die ze in de auto had neergeschoten, de man die zo zijn best had gedaan om haar te wurgen? Was het misschien degene die zich Simmons noemde?
Ze hoorde een motor starten, maar maakte geen aanstalten om naar haar auto te hollen en de achtervolging in te zetten. Ze had geen idee of er nog iemand anders was die haar stond op te wachten. King en zij waren op die manier al eens in de val gelopen en ze had geen zin om dat nog een keer te laten gebeuren.
Ze liep naar het bed en keek naar de rommel. Eerder op de avond had ze even een dutje gedaan en de kussens en het dikke donzen dekbed hadden in een grote hoop op het bed gelegen. De schutter moest de indruk hebben gehad dat zij daar lag.
Maar waarom zou hij nu nog proberen haar te vermoorden? Waren ze te dicht bij de oplossing? Zoveel had ze anders niet gedaan. Van Sean hadden ze heel wat meer te…
Ze verstarde. Sean! Ze griste de hoorn van de haak en toetste snel zijn nummer in. Het toestel bleef eindeloos lang overgaan, maar er werd niet opgenomen. Moest ze de politie bellen? Parks? Misschien was Sean gewoon diep in slaap. Maar in haar hart wist ze wel beter. Ze holde naar de auto.
King schrok wakker van het gepiep van de rookmelder. Even wist hij niet hoe hij het had, maar toen kwam hij bij zijn positieven en ging snel rechtop zitten. Overal hing dikke rook. Hij sprong op, kon geen lucht krijgen en viel op de vloer. Met veel moeite wist hij toch de badkamer te bereiken. Hij hield een washandje onder de kraan, drukte het tegen zijn neus en kroop weer zijn slaapkamer binnen. Met zijn rug zette hij zich schrap tegen de muur en met zijn benen duwde hij het bureau weg van de deur. Hij voelde of de deur niet heet was en maakte die toen voorzichtig open.
De gang hing vol rook en de rookmelder bleef maar piepen. Jammer genoeg was die niet aangesloten op een centrale beveiligingsinstallatie. De enige brandweerkazerne in de hele omgeving was hier vele kilometers vandaan en zijn huis lag zo afgelegen, dat het heel goed mogelijk was dat niemand had opgemerkt dat het in brand stond. Hij kroop zijn slaapkamer weer binnen met het idee dat hij de telefoon moest zien te bereiken, maar er hing inmiddels zoveel rook in het vertrek, dat hij gedesoriënteerd raakte en niet verder durfde te gaan. Door de gang kroop hij naar het trappenhuis. Onder zich zag hij vonken en rode vlammen en hij hoopte maar dat de trap nog bruikbaar was. Anders zou hij moeten springen. Dat was op zich al riskant en bovendien liep hij dan ook nog het risico dat hij in de laaiende vlammen zou terechtkomen. Geen aanlokkelijk vooruitzicht.
Onder zich hoorde hij geluid. Hij hoestte nu van alle rook die hij binnen had gekregen en hij wilde hier wanhopig graag weg. Hij was zich er echter nog steeds van bewust dat hij in de val kon lopen. Hij klemde zijn hand om het pistool en riep luid: ‘Wie is daar? Ik ben gewapend en ik schiet.’
Geen antwoord, wat zijn argwaan alleen maar aanwakkerde, totdat hij naderende sirenes hoorde en hij vanaf zijn plek op de rondlopende galerij aan de binnenzijde van zijn huis door de grote panoramaruit in zijn woonkamer een rood zwaailicht in zijn voortuin zag. Goed, er was dus toch hulp in aantocht. Hij kroop naar de trap en keek naar beneden. Door de rook heen zag hij brandweerlieden met helmen op en zware overjassen aan. Ze hadden een zuurstofmasker op en een zuurstoffles op hun rug.