‘Ik ben niet verliefd op Joan,’ zei King. ‘Maar ik geef wel om haar. Ik wil niet dat haar iets overkomt.’
‘We doen allemaal ons best.’
‘Dat is misschien niet genoeg.’ En na die grimmige woorden stond hij op en liep terug naar het huis.
Ze waren bijna klaar met de lunch toen Kings telefoon begon te piepen. Hij luisterde even en zei toen met een verbaasd gezicht tegen Michelle: ‘Het is voor jou. Hij zegt dat hij je vader is.’
‘Bedankt. Ik heb hem dit nummer gegeven. Ik hoop dat je dat niet erg vindt. Mobieltjes werken hier in de omgeving niet overal even goed.’
‘Geen punt.’ Hij gaf haar de telefoon aan.
Michelle en haar vader zaten een minuut of vijf te praten en tijdens dat gesprek schreef ze zo nu en dan iets op. Daarna bedankte ze haar vader en verbrak de verbinding.
King had intussen de borden afgespoeld en stopte ze in de vaatwasmachine. ‘Wat had je vader te melden?’
‘Ik heb je geloof ik wel eens verteld dat de meeste mannen in mijn familie bij de politie werken. Mijn vader, de hoofdcommissaris van Nashville, is lid van alle nationale politiebonden en in sommige daarvan bekleedt hij een hoge positie. Ik heb hem gevraagd om eens wat navraag te doen naar dat voorval in Washington waarbij een politieagent om het leven is gekomen.’
King droogde zijn handen met een handdoekje en kwam naast haar staan. ‘Wat heeft hij gevonden?’
‘Een naam. Het is maar een naam, maar wie weet helpt dat ons verder.’ Ze keek even op haar briefje. ‘Paul Summers werkte destijds bij de politie in Washington. Hij is nu met pensioen, maar hij woont hier niet zo ver vandaan, in Manassas, Virginia. Het is een kennis van mijn vader en hij is wel bereid om ons te woord te staan. Mijn vader zegt dat hij ons misschien wel wat kan vertellen waar we iets aan hebben.’
King trok zijn jasje aan. ‘Nou, vooruit dan maar.’
Terwijl ze wegreden, zei Michelle: ‘Sean, ik keur het niet goed dat je al die jaren geheim hebt gehouden wat Joan heeft gedaan, maar ik heb wel bewondering voor je. Er valt echt iets te zeggen voor loyaliteit.’
‘Meen je dat nou? Ik weet niet zeker of ik het daar wel mee eens ben. Soms is loyaliteit alleen maar strontvervelend.’
•57•
Paul Summers woonde in een dertig jaar oud houten huis met twee verdiepingen in Manassas, dat inmiddels aan alle kanten werd omgeven door nieuwe woonwijken. Toen Summers opendeed was hij gekleed in een spijkerbroek en een donkerrood T-shirt met het logo van de Redskins erop. Ze gingen in de kleine woonkamer zitten en hij bood hun iets te drinken aan, maar dat aanbod wezen ze beleefd van de hand. Zo te zien was Summers ergens halverwege de zestig, met dun grijs haar, een brede glimlach, een huid vol sproeten, brede onderarmen en een grote bierbuik.
‘Verdomd, dus jij bent Maxwells dochter,’ zei hij tegen Michelle. ‘Als ik je zou vertellen hoe vaak je vader tijdens allerlei nationale bijeenkomsten over je heeft lopen opscheppen, zouden je wangen nog roder worden dan mijn T-shirt.’
Michelle glimlachte. ‘Papa’s kleine meid. Soms is het wel eens een beetje gênant.’
‘Maar aan de andere kant, hoeveel vaders hebben er nou zo’n dochter? Ik zou ook over je opscheppen.’
‘Ze kan je wel een soort minderwaardigheidsgevoel bezorgen,’ zei King met een ondeugende blik op Michelle. ‘Maar als je haar leert kennen, merk je snel genoeg dat ze ook maar een mens is.’