Haar mobiele telefoon ging. Het was Parks.
‘Waar ben je nu?’ vroeg hij.
‘In het Cedars Hotel. Ik zit die archiefdoos door te werken die je bij ons hebt gedumpt. En ik denk dat ik misschien iets heb gevonden.’ Ze vertelde hem over het aanhoudingsbevel.
‘Verdomme, is Scott ook werkelijk opgepakt?’
‘Geen idee. Ik neem aan van niet, want als hij was gearresteerd, zou dat in de archieven zijn opgenomen, en dan waren we het inmiddels al te weten gekomen.’
‘Als er een aanhoudingsbevel tegen die vent is uitgevaardigd wegens verboden vuurwapenbezit, dan is hij misschien wel de gek die hierachter zit.’
‘Maar hoe kunnen we hem nou met al dit gedoe in verband brengen? Dat slaat toch nergens op?’
‘Dat ben ik met je eens,’ zei hij wat vermoeid. ‘Waar zijn King en Maxwell?’
‘Die zijn met Kate Ramsey gaan praten. Ze belde dat ze nog meer informatie had. Ze hebben afgesproken in Charlottesville.’
‘Nou, als haar vader niet alleen heeft gewerkt, dan moet de ander die ze heeft gehoord wel Bob Scott zijn geweest. Hij zou perfect in staat zijn geweest om van binnenuit een aanslag op touw te zetten. Echt een paard van Troje.’
‘Hoe zullen we hiermee verdergaan?’
‘We zetten er een flink aantal mensen op en laten die dit eens heel grondig uitzoeken. Goed werk, Joan. Misschien ben je wel net zo goed als iedereen zegt.’
‘Ik ben zelfs nog beter, marshal.’
Zodra Joan had opgehangen, sprong ze op alsof ze zojuist een elektrische schok had gekregen. ‘O, mijn god,’ riep ze uit terwijl ze naar de telefoon staarde. ‘Dat kán toch niet.’
Er werd op de deur geklopt. Ze deed open en de serveerster duwde een wagentje naar binnen.
‘Daar, mevrouw?’
‘Ja,’ zei Joan verstrooid. Het begon haar nu echt te duizelen. ‘Prima.’
‘Zal ik de koffie voor u inschenken?’
‘Nee, het is wel goed, zo.’ Ze zette een krabbeltje op de rekening en draaide zich om. ‘Dank u wel.’
Joan wilde net gaan bellen toen ze iemand achter zich voelde staan. Ze draaide zich om maar kreeg zelfs niet de tijd om te gillen voordat alles donker werd. Toen Joan op de vloer lag, ging de jonge vrouw wijdbeens over haar heen staan, bukte zich en ging aan de slag.
•53•
Het was bijna negen uur ’s avonds toen Sean en Michelle op het Atticus College kwamen. Het gebouw waar Thornton Jorst zijn kantoor had, was al gesloten, maar in het gebouw van de administratie wist Michelle de jonge student die daar dienst had, zover te krijgen dat hij haar Jorsts huisadres gaf. Het was ongeveer anderhalve kilometer van het universiteitsterrein, aan een met bomen omzoomde laan, waar verscheidene hoogleraren woonden. Er stond geen auto op de oprit toen King zijn Lexus langs de stoep zette en de lichten waren uit. Ze liepen over de oprit naar de voordeur en klopten aan, maar er werd niet opengedaan. Ze liepen om het huis heen en keken in de kleine achtertuin, maar ook daar was niemand.
‘Het is ongelooflijk, maar Jorst moet in het Fairmount Hotel zijn geweest op de dag dat Ritter werd vermoord,’ zei Michelle. ‘Er is geen enkele andere verklaring, tenzij iemand hem vanuit het hotel heeft gebeld om te melden wat er was gebeurd. Maar wie zou dat geweest kunnen zijn?’