‘Het is moeilijk voor een vrouw om daar weerstand aan te bieden,’ zei Michelle zachtjes.
‘Ik weet dat mijn moeder van hem hield. Wat ik je zojuist heb verteld, heb ik van haar gehoord, en van een paar vriendinnen van haar. Ik heb ook een paar van haar dagboeken gevonden, uit haar studietijd. Ze hielden echt van elkaar. Als je bedenkt hoe verschillend ze waren, heeft het langer geduurd dan goed was, maar als ze niet bij hem weg was gegaan, zou hij die aanslag niet hebben gepleegd.’
‘Misschien heeft hij het niet in zijn eentje gedaan, Kate. Dat proberen we te weten te komen.’
‘Dat nieuwe bewijsmateriaal waar je me niets over kunt vertellen,’ zei ze vol minachting.
‘Een revolver,’ zei Michelle met vaste stem. Kate keek ineens erg verbaasd maar zei niets. ‘Het gaat om een revolver die we hebben gevonden en waarvan we geloven dat iemand die op de dag van de moord in het Fairmount Hotel heeft verstopt. We denken dat er een tweede aanslagpleger in het gebouw is geweest en dat diegene uiteindelijk niet heeft geschoten.’
‘Waarom niet?’
‘Dat weten we niet. Misschien is hij op het laatst te bang geworden. Misschien hebben jouw vader en hij wel afgesproken het samen te doen, en heeft hij toen niets gedaan, zodat je vader er alleen voor opdraaide.’ Michelle liet een korte stilte vallen en voegde er toen zachtjes aan toe: ‘En misschien was die ander wel degene die je vader ertoe heeft aangezet om een aanslag te plegen. Als dat zo is, dan heb jij destijds misschien wel iets gezien of gehoord wat ons verder zou kunnen helpen.’
Kate tuurde naar haar handen en plukte nerveus aan haar vingernagels. ‘Mijn vader kreeg niet veel bezoek en hij had weinig echte vrienden.’
‘Dus als hij bezoek kreeg zou je dat waarschijnlijk zijn opgevallen?’
Kate bleef zo lang zwijgen dat Michelle bijna aanstalten ging maken om weg te gaan.
‘Het was ongeveer een maand voordat Ritter werd vermoord.’
Michelle verstarde. ‘Wat is er toen gebeurd?’
‘Het moet een uur of twee ’s nachts zijn geweest… een rare tijd, bedoel ik. Ik sliep, maar ik schrok ergens wakker van. Ik sliep boven als ik bij mijn vader was. Hij was vaak ’s nachts wakker en eerst dacht ik dat het mijn vader was, maar toen hoorde ik een andere stem. Ik sloop naar de trap en vanaf de eerste verdieping kon ik nog net zien dat het licht aan was in de studeerkamer van mijn vader. Ik hoorde hem met iemand praten. Of liever gezegd, die ander was voornamelijk aan het woord en mijn vader luisterde.’
‘Wat zei hij? Die ander, bedoel ik. Wacht even, was het een man?’
‘Ja.’
‘Wat zei hij?’
‘Een groot gedeelte kon ik niet verstaan. Ik hoorde de naam van mijn moeder. “Wat zou Regina ervan denken?” Zoiets. En toen zei mijn vader dat dit andere tijden waren, dat mensen veranderden. En toen zei die ander iets wat ik niet kon horen.’
‘Heb je hem gezien?’
‘Nee. De studeerkamer had een buitendeur. Hij moet daardoor naar buiten zijn gegaan.’
‘Wat heb je verder nog gehoord?’
‘Niets. Ze gingen zachter praten. Waarschijnlijk omdat ze beseften dat ik wakker zou kunnen worden. Ik dacht erover om naar beneden te gaan en te kijken wie het was, maar ik was bang.’