Stone duwde de deur een stukje open en keek voorzichtig om het hoekje. Toen liet hij haar arm los, stak zijn bovenlichaam door de opening en keek ook achter de deur. Gerustgesteld trok hij zich terug en pakte haar weer bij de arm. 'Kom.'
Nu duwde hij de deur helemaal open, en hij trok haar mee een smalle steeg in, die vol rommel lag en waar het stonk naar vuilnis. Ze wilde hem vragen of hij eraan had gedacht dat de man erop had gerekend dat ze de achteruitgang zouden nemen, maar een blik op zijn resolute, geconcentreerde uitdrukking zei haar dat er weinig was waaraan hij niet had gedacht.
Onder het lopen keek Stone geregeld over zijn schouder om er zeker van te zijn dat ze niet werden gevolgd. Zij deed hetzelfde. Nadat ze een hoek om waren gegaan, bleef hij tot haar verbazing ineens staan voor een deur. In zijn hand had hij een sleutel, die hij onder het lopen tevoorschijn gehaald moest hebben en waarmee hij de deur van het slot haalde en hem opende. Een garage, begreep ze zodra hij haar mee door de deuropening had getrokken. In de krappe ruimte stond een auto. Het was een sedan, maar meer kon ze niet zien in het donker.
Stone deed de deur achter hen op slot en liep naar de bestuurderskant van de auto. 'Stap in,' droeg hij haar op nadat hij het portier had geopend.
Ze deed wat hij zei en schoof onmiddellijk door naar de passagierskant. 'Van wie is deze auto?'
'Van mij.'
Terwijl hij naast haar kwam zitten en de motor startte, gingen haar ogen naar zijn gezicht. 'Is dit niet wat ver bij je appartement vandaan?'
'Zover is het niet.'
Nee, misschien niet, bedacht ze. Het wegrestaurant lag ongeveer tussen zijn huis en de bar in. De garage moest een aantal straten van zijn appartement vandaan liggen, dus dat viel wel mee. Waarom hij ervoor had gekozen zijn auto in een garage te stallen, hoefde ze niet te vragen. Dat lag voor de hand, gezien wat er was gebeurd met zijn gezin. Hoewel het onwaarschijnlijk was dat hetzelfde nog eens zou gebeuren, zat het hem natuurlijk niet lekker om buiten in het openbaar te parkeren. Daar was zijn auto een te makkelijk doelwit.
Hij reikte omhoog en duwde op een afstandsbediening die vastzat aan de zonneklep, om de garagedeur te openen. 'Voor de zekerheid kun je beter laag blijven,' zei hij.
Gehoorzaam zakte ze onderuit in haar stoel, en ze luisterde naar het geluid van de garagedeur die omhoog schoof. Ze kon de spanning in het lichaam van Stone voelen en wist dat hij enorm op zijn hoede was. Langzaam reed hij de garage uit en sloeg rechtsaf. Eenmaal op straat maakte hij snel vaart. Met ingehouden adem wachtte ze op een teken dat hij de man van het wegcafé zag, of erger nog, dat ze zelf waren gezien. Toen ze hem iets voelde ontspannen, wist ze dat alles in orde was. Ze kwam overeind, precies op het moment waarop hij zei: 'De kust is veilig.'
'Wat nu?' vroeg ze zacht.
'Nu gaan we met Franklin praten.'
Ze nam niet de moeite te vragen wat ze zouden doen met haar auto. Het was duidelijk dat die zou blijven waar hij was. Als die man haar was gevolgd naar de bar, wist hij waar ze had geparkeerd. De kans was groot dat hij een apparaatje op haar auto had geplaatst om haar te kunnen volgen. Nu had ze echt niets meer, dacht ze somber, alleen haar tas en de kleren die ze aanhad. Om de droefheid die haar dreigde te overmannen op een afstand te houden, richtte ze zich op Jason. Hij was behoorlijk doelbewust te werk gegaan, besefte ze. 'Dat was snel denkwerk daarnet. Als ik niet beter wist, zou ik denken dat je erop was voorbereid dat dit kon gebeuren.'
'Ik ben altijd overal op voorbereid,' zei hij grimmig.
Sinds hij zijn vrouw en kinderen had verloren, natuurlijk, dacht ze. Hij was overrompeld en was niet in staat geweest de mensen te beschermen van wie hij het meeste hield. Nu zou hij altijd op zijn hoede zijn. Hij had rekening gehouden met de mogelijkheid dat ze werden gevolgd. Dat was de reden dat hij dat wegcafé had gekozen. Dat had hij allemaal bedacht en gepland zonder het met haar te delen.
Onwillekeurig vroeg ze zich af wat hij nog meer niet met haar deelde. Briljant had Hal hem genoemd. Messcherp. Ze had er alleen geen idee van gehad in welke mate. Voor het eerst kwam het in haar op dat het, naast de informatie die hij kon geven, ook fijn was om iemand als hij aan haar kant te hebben.
3
Ze waren ontsnapt. Een laatste keer zocht Albert Shaw de straat af, ook al wist hij dat het geen verschil zou maken. Hij wist niet hoe Stone en Ellison het hadden gedaan, maar dat het ze was gelukt was duidelijk. Ze waren weg. Een vaag gevoel van woede trok door zijn buik. Hij was niet blij met deze ontwikkeling, maar hij had lang geleden geleerd om de controle te bewaren over zijn emoties. Gevoelens werkten alleen maar belemmerend bij het klaren van een klus. Deze klus bestond eruit Jason Stone en die Ellison-vrouw uit te schakelen, en ondanks deze tegenslag was hij vast van plan dat te doen. Hij had gezien dat ze naar de achterkant van het wegcafé waren gelopen, maar tegen de tijd dat hij de steeg achter het café had bereikt, waren ze nergens meer te bekennen. Of ze waren teruggegaan om alsnog de voordeur te nemen, of ze waren er op de een of andere manier in geslaagd zich uit de voeten te maken voor hij bij de steeg aankwam. Hoe ze waren ontsnapt maakte niet veel uit. Alles wat ertoe deed was ze vinden, en snel.