Na een laatste blik in de richting van de truck, knikte ze. Ze wist dat hij gelijk had. Clint Raymer was geen fijne man geweest en een waardeloze oom voor zijn neef, maar ze vond het wel erg dat hij dood was. Aan de andere kant, als het niet melden van zijn dood betekende dat ze nog wat langer veilig waren, kon ze daarmee leven. 'Als ze hem vinden, zal de politie denken dat het een ongeluk was, nietwaar?'
Hij trok een grimas. 'Er hangt een flinke alcoholwalm om hem heen. Of hij nu had gedronken of dat er is geknoeid met alcohol om het zo te laten lijken, doet er niet eens toe. Gezien de reputatie van Clint ben ik er zeker van dat ze zullen concluderen dat hij te veel had gedronken.'
Onder andere omstandigheden zou zij waarschijnlijk dezelfde conclusie trekken, maar gezien alles wat er de laatste tijd was gebeurd, twijfelde ze er niet aan dat dit kwade opzet was. Weer een moord die te boek kwam te staan als ongeluk, tenzij de waarheid over Bridges aan het licht kwam. Kon ze nu maar bedenken hoe. Scherp uitademend, begon ze haar hoofd te schudden. De woede en frustratie brandden in haar buik. Dit was zo verkeerd. Er moest een manier zijn...
'Hé.' Jason kwam tegenover haar staan en legde zijn handen op haar bovenarmen.
Fronsend keek ze naar hem op. In zijn blik las ze zelfvertrouwen.
'Het komt wel goed,' zei hij vriendelijk en geruststellend.
Er verscheen een waterige glimlach om haar lippen. 'O, ja?'
'Ja,' zei hij nadrukkelijk, zonder aarzeling.
'Hoe dan?' vroeg ze, omdat ze niets liever wilde dan hem geloven, van hem horen dat hij een uitweg wist uit deze puinhoop.
De zekerheid die hij uitstraalde kalmeerde haar iets, maar het enige wat hij zei was: 'Dat weet ik nog niet, maar het zal ons lukken. We vinden wel een manier.'
Ze knikte geforceerd, wensend dat ze ook maar iets van het vertrouwen voelde dat ze in zijn stem hoorde. Toen viel het haar pas op hoe dichtbij hij stond, en dat hij haar aanraakte. Onmiddellijk veranderde er iets. De frustratie en moedeloosheid vervaagden, plaatsmakend voor een vloeibare warmte die haar lichaam in stroomde in reactie op zijn nabijheid, zijn blik, zijn aanraking. Ze wist dat hij haar zonder nadenken had vastgepakt en zag het besef dat hij haar aanraakte nu ook bij hem. Zijn ogen werden iets groter van verbazing. Zijn vingers bevroren, alsof hij op het punt stond ze weg te halen.
Als versteend bleef hij staan, zijn handen op haar armen, zijn ogen vastgeklonken aan die van haar. De smeulende gloed in zijn ogen laaide op, wat bij haar eenzelfde reactie teweegbracht. Hij mocht dan misschien niet willen leven, dat hij leefde stond in ieder geval buiten kijf. Zijn respons op haar was maar al te duidelijk. Verschillende emoties trokken over zijn gezicht, flikkerden in zijn ogen, te sterk om verborgen te worden. Net zoals de impuls om haar vast te pakken en te troosten te sterk was geweest.
Waarom? Een deel van haar was bang het antwoord te kennen, een ander deel wilde meer. Trok hij haar maar in zijn armen zodat hij haar echt kon laten geloven dat alles goed kwam. Ze wachtte tot hij iets zou doen, initiatief zou nemen tot iets wat paste bij die hitte in zijn ogen.
Ze wachtte tevergeefs. In plaats van toe te geven aan zijn gevoelens trok hij zich terug. Hij liet zijn handen van haar armen vallen en deed een stap naar achteren, zijn blik omlaag gericht. 'We moeten gaan.'
Wijselijk een zucht inslikkend, knikte ze. 'Ja,' zei ze zacht. 'Inderdaad.'
Zwijgend gingen ze weer in de auto zitten. Jason keerde op de smalle weg, waarna ze terugreden naar de hoofdweg.
Uit het raam starend, keek ze naar de voorbijtrekkende bomen. Haar stemming was nog somberder dan daarvoor. Het maakte niet uit dat ze Clint Raymer niet had gemogen. Zoals ze al had gevreesd, was er weer een dode gevallen. Hoeveel zouden er nog volgen?
Even later bereikten ze de kruising. Toen Jason stopte om te kijken of er verkeer aankwam, zag ze in de berm van de weg tegenover hen een auto staan. Vreemd dat daar zomaar een auto stond, buiten de stad, vond ze. Ze probeerde zich te herinneren of hij daar al had gestaan toen ze hier op de heenweg langs waren gekomen, maar ze wist het niet meer. Jason sloeg linksaf de hoofdweg op, en in de zijspiegel zag ze dat de auto begon te rijden. Terwijl de auto achter hen aan de weg op draaide en langzaam snelheid begon te maken, voelde ze een grote onrust door haar lijf trekken. Door het licht dat weerkaatste op de voorruit, kon ze de chauffeur niet zien. Dat hoefde ook niet. 'Jason,' zei ze. 'We hebben gezelschap.'
'Ik zie hem,' mompelde hij.
'Hij is het, hè?'
'Daar durf ik al mijn geld op in te zetten,' zei hij grimmig.
Ze bleef in de spiegel kijken, zich afvragend wat de chauffeur van plan was. Hen gewoon volgen, terug naar de stad? Nee. De auto begon steeds sneller te rijden, en ze kreeg kippenvel van de schrik. Hij liep te snel in, al was Jason ook meer gas gaan geven. Twee seconden later kwam hij naast hen rijden. In een flits zag ze de chauffeur. Het was inderdaad de man die ze door het raam van het wegcafé had zien staan kijken. Met een grimmig gezicht en vernauwde ogen keek hij hen aan. Toen draaide hij het stuur met een ruk naar rechts.