Home>>read Onbekend free online

Onbekend(22)

By:Kerry Connor


'Dat is een vaardigheid die ik in de loop der jaren heb ontwikkeld.'

'Dat hoef je mij niet te vertellen. Het was behoorlijk moeilijk je op te sporen.'

'Duidelijk niet moeilijk genoeg,' merkte hij droog op.

'Misschien niet. Er is alleen één ding dat ik niet begrijp. Toen ik je gisteren vond en tegen je zei dat er waarschijnlijk een huurmoordenaar achter je aan zat, gedroeg je je alsof dat je niets kon schelen, alsof het je niet uitmaakt of je leeft of sterft. Toch heb je je uiterste best gedaan om niet gevonden te worden, alsof je verwachtte dat er iemand achter je aan kwam. Dat lijkt vreemd voor iemand die niets om zijn leven geeft. Denk je dat ze nog steeds achter je aan zitten? De mensen die je gezin hebben vermoord?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Ik weet dat dat niet zo is. Er is niemand over die nog wrok kan koesteren.'

'Waarom neem je dan al die moeite?'

'Ik wil gewoon met rust worden gelaten.'

'Dus het heeft niets te maken met overleven?'

'Waar doel je op?'

'Ik wil dat je weet dat ik niet van je verwacht dat je je opoffert voor mij,' zei ze scherp. 'Ik wil niet eens dat je dat doet. Of jij dat nu wel of niet met me eens bent, jouw leven is net zo belangrijk als dat van mij.'

Hij snoof. 'Is dat de reden dat je erop stond dat ik niet alleen naar Barrett's Mill ging? Omdat je er niet zeker van was of ik wel voldoende om mijn leven geef?'

'Ik heb je verteld waarom ik mee wilde, en alles wat ik zei was waar, maar ik moet toegeven dat ik me dat wel afvroeg, ja.'

Zonder een reactie te geven staarde hij voor zich uit, zijn uitdrukking hard en emotieloos.

Toen ze de stilte niet langer kon verdragen, vroeg ze zacht: 'Hoe zit het nou? Geef je om je leven of niet?'

Omdat hij bleef zwijgen, vreesde ze dat dat antwoord genoeg was. Voor ze iets kon bedenken om te zeggen, remde hij ineens af en zei:

'Ik geloof dat we er zijn.'

Ze keek op en stelde vast dat ze de stad al achter zich hadden gelaten. Terwijl Jason een zijstraat in reed, keek ze naar de dichte bomenrij aan weerskanten van de straat. Het was een beetje alsof ze door een tunnel reden. Voor hen strekte de weg zich uit met nog meer bomen. Ze vroeg zich af of Tim Raymer ergens langs deze weg was gestorven. Als dat zo was, kon ze begrijpen waarom hij te laat was ontdekt. Zelfs na een halve minuut rijden was het huis nog niet in zicht. Als hier een ongeluk gebeurde, zou dat vanuit het huis niet te zien zijn en waarschijnlijk ook niet worden gehoord. Verder kwam hier natuurlijk alleen bestemmingsverkeer.

De bomenrij werd eindelijk minder dicht en maakte plaats voor een klein stuk grond met een bungalow erop. Het huis en de vrijstaande garage ernaast waren allebei oud en slecht onderhouden. De verf was verbleekt en bladderde af, en op de daken ontbraken dakpannen. Het grasveld was hobbelig en zat vol onkruid. Alles ademde verwaarlozing en verval. Voor het huis stond een oude blauwe pick-uptruck geparkeerd.

Stone parkeerde achter de pick-up. 'Ik hoop dat de aanwezigheid van die auto betekent dat hij thuis is.'

Ze stapten uit en liepen naar het huis. Voor de deur zat een roestige hordeur, en er was geen bel. Audrey klopte op de gammele metalen hordeur, ineenkrimpend toen het ding rammelde in het kozijn. Er kwam niemand. 'Stel dat die kerel al is langsgeweest?' mompelde ze. 'Ik hoop niet dat er iets is gebeurd met Clint Raymer.'

'Dan moeten we dat in ieder geval weten,' zei hij.

Grimmig knikkend klopte ze opnieuw, luider dit keer. Nog steeds niets. Gespannen leunde ze iets naar voren om door het raam in de voorgevel te kijken. Er hingen vitrages die zo dicht waren dat je er niet doorheen kon kijken. Weer klopte ze aan. 'Denk je dat we moeten proberen of de deur open is?'

Jason deed zijn mond open om antwoord te geven toen de voordeur ineens open werd gerukt.

Een man met bloeddoorlopen ogen drukte zijn gezicht tegen de hordeur en staarde hen kwaad aan. 'Wat voor de duivel komen jullie doen?'

De man was in de zeventig, zijn gezicht opgezwollen en geaderd van jarenlang alcoholmisbruik. Gezien de moeite die hij had om te focussen, gokte Audrey dat hij al meer dan een drankje op had vandaag. Het zag ernaar uit dat dit de persoon was die ze zochten. 'Mr. Raymer?'

'Wie wil dat weten?'

'We hoopten met u te kunnen praten over uw neef.'

'Die heb ik niet.'

'Heeft u geen neef die Tim Raymer heet?'

'Die had ik. Hij is dood.'

'Ja, dat weten we. We zouden toch graag even met u willen praten.'

De benevelde blik van de man bleef een tijdje op Audrey rusten. 'Ach, waarom ook niet? Ik heb toch niks beters doen.' Hij draaide zich om en liep het huis in zonder de hordeur voor hen te openen.

Audrey en Jason wisselden een blik. Toen haalde Jason zijn schouders op, duwde tegen de hordeur en hield die voor haar open.

Na een korte aarzeling liep ze naar binnen, aannemende dat ze daartoe waren uitgenodigd. Clint Raymer zat in een versleten leunstoel in de groezelige, slecht verlichte woonkamer met een bierblikje in zijn rechterhand. Gelukkig bood hij hun geen stoel aan, want ze was echt niet van plan hier te gaan zitten. Het was een bende in de kamer. Op de salontafel stonden lege bierflesjes en ongewassen borden. Overal lagen stapels vieze kleren en oude kranten. Verschillende onaangename geuren die ze beslist niet wilde identificeren, bereikten haar neus.