Hij gaf geen enkel teken dat hij haar had gehoord.
Misschien had ze te zacht gesproken, dacht ze, toen er na een tijdje nog geen reactie was gekomen. Ze deed haar mond open om haar vraag te herhalen, maar net op dat moment tilde hij zijn hoofd op en keek haar aan.
De adem stokte haar in de keel. Hij zag er vreselijk uit. De ellende die weerspiegeld stond in zijn roodomrande ogen, raakte haar als een mokerslag, en haar maag trok zich pijnlijk samen. Hoewel zijn haar eruitzag alsof het al zeker een week niet was gekamd en hij zich al een paar dagen niet had geschoren, kon dat niet verhullen dat hij een buitengewoon knappe man was. Zijn trekken waren als gebeeldhouwd en zijn ogen van een helder doordringend blauw. Zelfs in zijn verdriet had hij een mooi gezicht, als van een tragische engel. Haar hart ging naar hem uit. Ze kende de reden van dat verdriet, want Hal had haar verteld wat hij had meegemaakt. Na al die tijd rouwde hij nog steeds om wat hij had verloren.
Stone wendde zijn hoofd weer af en keek omlaag. 'Wat je ook van me wilt, dame, ik ben niet geïnteresseerd.'
Zijn stem klonk verrassend melodieus. Het lage geluid deed een schok door haar heen gaan. Toen het eindelijk tot haar doordrong dat ze met open mond naar hem stond te kijken, klemde ze haar lippen op elkaar en probeerde haar kalmte te herwinnen. Zijn opmerking negerend trok ze de stoel tegenover hem naar achter en ging zitten. 'Ik ben Audrey Ellison. Hal Talmadge was mijn oom.'
Zijn hand rustte roerloos op zijn glas. 'Was?'
Ze kromp ineen. 'Het spijt me. Ik dacht dat je het misschien al had gehoord. Hij is dood.' De krantenartikelen die de dag na de brand waren verschenen, hadden dat bevestigd en de ijdele hoop dat het niet waar was, uitgewist.
Stone was een hele tijd stil. Toen begon hij langzaam met de top van zijn gehandschoende vinger over de rand van het bierglas te glijden. 'Dat moest een keer gebeuren.'
Haar haren ging overeind staan door de afwerende klank in zijn stem. 'Hij is vermoord. Iemand heeft zijn huis in brand gestoken met hem erin.'
Weer viel er een lange stilte. Toen vroeg hij: 'Waarom vertel je dit aan mij?'
'Omdat ik moet weten of hij met jou heeft gesproken over het boek waar hij aan werkte. De biografie van senator Bridges.'
'Waarom wil je dat weten?'
'Omdat degene die Hal heeft vermoord, nu achter mij aan zit. Op de avond dat hij werd vermoord, werd ik thuis opgewacht door een inbreker die me bedreigde. Ik wist maar net te ontsnappen.'
'Ga dan naar de politie.'
Ze snoof nog net niet. 'De politie kan ik niet vertrouwen. Je weet hoe machtig Richard Bridges is, hoeveel connecties hij heeft. Volgende week gaat hij aankondigen dat hij zich verkiesbaar stelt als president. Alles wijst erop dat hij zal winnen, tenzij iemand informatie over hem aan het licht brengt die hem kan schaden, zoals Hal beweerde te hebben. Daarom zitten die lui nu achter mij aan.'
'Breng dat grote geheim gewoon zelf in de openbaarheid. Daarna zal Bridges andere dingen hebben om zich druk over te maken dan over jou.'
Ze zuchtte. 'Ik weet niet wat het geheim is. Hal heeft me alleen in algemene termen over het boek verteld. Je weet hoe geheimzinnig hij kon doen, en dit keer was hij nog vastbeslotener de details voor zichzelf te houden, zodat er niets kon uitlekken. Als hij met je heeft gesproken, dan moet je weten hoe opgewonden hij was. Hij was ervan overtuigd dat hij iets spectaculairs had ontdekt. Ik weet dat hij bijna klaar was met het manuscript, maar ik denk dat ze het hebben meegenomen of dat ze het hebben vernietigd. Daarom ben ik hier. Ik moet weten of jij weet wat hij had ontdekt.'
Weer nam hij uitgebreid de tijd voor hij reageerde. 'Hij heeft mij niets meer verteld dan jou. Algemene dingen, geen details.'
Triomf steeg in haar op. Ze had gelijk gehad. Hal had met hem gesproken. 'Heb je misschien enig idee wat die ontdekking geweest kan zijn? Ik weet dat je vaker stukken hebt geschreven over Bridges.'
'Nee, ik weet verder niets.'
'Nou, dan denk ik dat we moeten proberen uit te zoeken wat Hal had ontdekt. Ik weet niet goed waar te beginnen -'
'Niet geïnteresseerd.' Scherp keek ze hem aan. 'Ik dacht dat Hal je vriend was. Wil je dan niet dat zijn moordenaars gestraft worden?'
Hij ademde luidruchtig uit. 'Ik verwacht al heel lang niets meer van ons rechtssysteem, dame. Het is mijn zaak niet.'
Denkend aan zijn verleden, voelde ze een steek van spijt. Nee, ze kon het hem niet kwalijk nemen dat hij het zo zag. 'Wat dacht je hier dan van. Als ze achter mij aan kwamen, zullen ze waarschijnlijk ook achter jou aan komen. Iedereen weet dat je zijn protegé was. Daarnaast heb je verschillende artikelen geschreven over Bridges. Het ligt voor de hand dat ze denken dat Hal zijn boek met jou heeft besproken. Die lui nemen geen risico's. Ik denk dat jij net zoveel gevaar loopt als ik.'
'Niemand is me nog komen zoeken.'
'Waarschijnlijk omdat ze je niet konden vinden, maar als ik het kan, kunnen zij het ook.'