Ze tilde haar kin op. 'Als het om gevaar gaat, moeten we het juist over jou hebben. Ik ben nergens helemaal veilig, ongeacht waar ik ben, dus kan ik net zo goed meegaan. Jij bent veel herkenbaarder dan ik, dus is het gevaar groter voor jou. Als je je zorgen maakt over het gevaar, ben jij degene die achter moet blijven. Ik zou het begrijpen als je niet ging, maar ik ga wel.' Met een vastberaden uitdrukking richtte ze haar aandacht weer op haar spiegelbeeld.
Haar gespannen lichaamstaal daagde hem uit met haar in discussie te gaan. O, verdraaid, ze had hem en dat wist ze. Een onwillige grijns deed een van zijn mondhoeken omhooggaan, maar die impuls onderdrukte hij snel weer. Hij had geweten dat ze slim en sterk was. Dat had Hal hem verteld. Hal had niet veel tijd doorgebracht met Audrey, maar kennelijk had hij precies geweten hoe ze was. Natuurlijk kon er absoluut geen sprake van zijn dat hij haar alleen naar Barrett's Mill zou laten gaan. Het was ongetwijfeld riskant om te gaan, maar het was een risico dat genomen moest worden. Door hen allebei, zo leek het. Verdraaid. 'Prima,' zei hij, nauwelijks in staat om de frustratie uit zijn stem te houden. 'Dan gaan we allebei.'
Ze gaf geen blijk van de zelfvoldaanheid die hij had kunnen verwachten omdat ze haar zin had gekregen. In plaats daarvan ging haar blik langzaam naar die van hem, en bleef die vasthouden. De spanning tussen hen keerde terug. Aan haar blik kon hij zien dat zij het ook voelde en er net zomin blij mee was als hij. Ineens kwam het in hem op dat ze misschien helemaal niet had geprobeerd hem ervan te overtuigen haar mee te laten gaan, maar juist om hem te lozen zoals hij bij haar had willen doen. Het was duidelijk dat ze allebei niet te dicht in de buurt van de ander wilden zijn. Dat deed hem geen plezier. Het betekende gewoon dat ze allebei moesten omgaan met dat onverklaarbare iets wat er tussen hen was.
Eindelijk wendde ze haar blik af. 'Goed,' zei ze. 'Ik ben bijna klaar hier en dan heb je de badkamer helemaal voor jezelf.'
'Mooi.' Met enige inspanning slaagde hij er dit keer in zich af te wenden.
Hij liep terug naar de deur, deed de ketting erop en controleerde of het slot vergrendeld was. Naar het raam lopend duwde hij het gordijn een beetje opzij met een vingertop, net genoeg om naar buiten te kunnen kijken. De parkeerplaats was nog steeds leeg. Er waren geen nieuwe auto's verschenen sinds ze hier waren gearriveerd en er was niemand te zien. Het zag ernaar uit dat ze nog steeds veilig waren. Waarom voelde hij zich dan allesbehalve veilig? Waarschijnlijk omdat hij haar nog steeds achter zich kon voelen in de badkamer, haar nog steeds voor zich zag in die korte broek...
Inwendig kreunend sloot hij zijn ogen even en schudde met zijn hoofd. Het was echt verstandiger als ze uit elkaar gingen, als hij uit haar buurt bleef. Hij had beter zijn best moeten doen om haar te overtuigen. Hij was pas net terug en nu was hij alweer zo gespannen. Verdraaid, en de avond was pas net begonnen. Hij wilde niet eens denken aan hoeveel uren er nog tussen nu en morgenochtend lagen. Het zou een lange nacht worden.
5
Dick Bridges stond op het achterbalkon van zijn slaapkamer. Vanaf deze plek was het uitzicht spectaculair. De vele hectares grond van de boerderij, die al generaties lang in het bezit was van de familie Bridges, strekten zich uit tot aan de horizon. De plek herinnerde hem aan wie hij was en waar hij vandaan kwam, en het gaf hem altijd een gevoel van tevredenheid als hij ernaar keek. Op dit moment was zijn aandacht echter gericht op het grasveld direct onder zijn balkon en dacht hij meer aan de toekomst dan aan het verleden. Het weelderig groene gazon lag er nu verlaten bij in het vroege zonlicht, maar over drie dagen zou het vol mensen staan. Mensen die kwamen om zijn zoon te horen aankondigen dat hij zich kandidaat stelde voor het presidentschap. In de loop der jaren had hij zich al zo vaak voorgesteld hoe het zou zijn. De mensenmassa, de gretig glimlachende gezichten, het gejuich en het applaus. De spandoeken met de naam Richard Bridges erop. De naam van zijn zoon, maar ook die van hem.
Ooit had hij ervan gedroomd zelf zo'n dag te beleven. Toen die dag was gekomen, was de realiteit echter veel minder geweldig geweest dan de droom. De massa was niet groot genoeg, het gejuich en het applaus niet hard genoeg. Voor zijn campagne goed en wel was begonnen, had hij al geweten dat hij ging verliezen. Hij zou niet de president worden van dit geweldige land. De bitterheid die hij had gevoeld bij die wetenschap kon hij nog steeds bijna proeven, en hij klemde zijn vingers wat steviger om de balustrade.
Het was geen geheim voor hem wat de mensen van hem dachten. Hij was op de hoogte van alle negatieve dingen die er in de loop der jaren over hem waren geschreven. Ze vonden hem te koud. Te ambitieus. Zelfs als hij aardig en vriendelijk probeerde te zijn, knapten de mensen op hem af, omdat hij de hardheid die eronder zat niet helemaal kon verbergen. Daarom was zijn eigen politieke carrière nooit zover gekomen als hij had gewild. Zijn mond vertrok tot een hatelijke glimlach. Te veel mensen hadden het idee dat ze een beste vriend moesten kiezen in plaats van een sterk gekwalificeerde leider. Stelletje dwazen.