Hij reed aan één stuk door. Zesenhalf uur met alleen asfalt en boosheid. Ze had gezegd dat ze verliefd op hem was. Nou, dat was nieuw voor hem. De laatste keer dat ze erover hadden gesproken, wilde ze vrienden zijn. In januari had ze hem nadrukkelijk verteld dat hij het haar gewoon moest vertellen als hij andere vrouwen wilde zien. Alsof ze het allemaal prima vond. Het gekke was dat hij dat nooit in overweging had genomen. Niet één keer. En nu wilde ze plotseling meer.
Ze was verliefd op hem. Liefde. Liefde kwam met verplichtingen. Het werd nooit zomaar gegeven. Er waren altijd dingen verbonden aan liefde. Betrokkenheid. Verwachtingen. Veranderingen.
Zesenhalf uur lang spookte dit allemaal in zijn hoofd rond. Gedachten tuimelden rond, en tegen de tijd dat hij zijn appartement in liep was hij uitgeput. Hij liet zich op bed vallen en sliep twaalf uur aan één stuk door. Toen hij wakker werd, was hij niet moe meer, maar hij was nog steeds boos.
Hij trok een sportbroek aan en begon te trainen met de gewichten in zijn logeerkamer. Hij verbrandde wat van de boze energie, maar kon Clare door het sporten niet uit zijn hoofd krijgen. Nadat hij een douche had genomen, ging hij naar zijn kantoor en zette zijn computer aan in een poging zijn hersenen te verdoven met werk. In plaats daarvan herinnerde hij zich de keer dat ze met dat blauwe nachthemd zijn kantoor was binnengekomen.
Na een uur doelloos typen belde Sebastian een paar kameraden en sprak met hen af in een bar niet ver van zijn appartement. Ze dronken bier, biljartten en praatten over baseball. Verschillende vrouwen in de bar flirtten met hem, maar hij had geen interesse. Hij was laaiend op alle vrouwen in het algemeen, en vooral op slimme, knappe vrouwen.
Hij was afgrijselijk gezelschap, had een afgrijselijke avond en gedroeg zich als een enorme klootzak. Zijn leven was afgrijselijk, en dat was allemaal de schuld van een bepaalde liefdesromanschrijfster die in liefde en helden en ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ geloofde.
De week daarop kwam Sebastian heel weinig buiten. Hij ging alleen naar de supermarkt om brood, vleeswaren en bier te kopen. Toen zijn vader belde, praatten ze over van alles, behalve over Clare. Ze hadden de stilzwijgende afspraak om de dochter van Leo’s baas te mijden als gespreksonderwerp. Maar dat betekende niet dat hij niet elk wakker moment aan haar dacht.
Negen dagen nadat hij in zijn suv was gesprongen en razend van woede van Boise naar Seattle was gereden, stond hij in zijn zitkamer en keek naar de schepen en veerboten in Elliott Bay. Hij hield niet van verandering. Vooral als hij het niet zag aankomen en het leek alsof hij er geen invloed op kon uitoefenen. Verandering maakte hem hulpeloos. Het betekende dat hij opnieuw moest beginnen.
Hij dacht aan Clare en de nacht dat hij haar in een roze poederdonsjurk op een barkruk had aangetroffen. Die avond had hij haar in bed gestopt, en de volgende ochtend was zijn leven veranderd. Hij had het op dat moment niet geweten, maar ze was in zijn leven gekomen en had het voor altijd veranderd.
Ongeacht of dat hem aanstond of niet, of hij het wilde of niet, zijn leven was veranderd. Hij was veranderd. Hij voelde het aan de lege plek in zijn borstkas en de honger in zijn maag, die niets met voedsel te maken had. Hij voelde het aan de manier waarop hij uitkeek over de stad waar hij van hield, terwijl hij toch ergens anders wilde zijn.
Hij hield van Seattle. Behalve de eerste paar jaar van zijn leven had hij altijd in Washington gewoond. Zijn moeder was daar begraven. Hij hield van het water en het drama en de hartslag van de stad. Hij hield ervan om naar een wedstrijd van de Mariners of de Seahawks te gaan als hij daar zin in had, en hij hield van het uitzicht op Mount Rainier dat hij vanaf zijn appartement had. Hij had zich kapotgewerkt voor dat uitzicht.
Hij had vrienden in Washington. Goede vrienden die hij al zijn leven lang kende. Hij woonde hier, maar hij voelde zich niet langer thuis. Hij hoorde zeshonderd kilometer verderop, bij de vrouw die van hem hield. De vrouw met wie hij al zijn vrije tijd wilde doorbrengen, die zijn favoriete persoon was om mee te praten.
Sebastian keek naar de straat onder zich. Hij vond Clare meer dan leuk. Het had geen zin om ertegen te vechten. Het was nutteloos; hij herkende de waarheid als hij er maar vaak genoeg mee om zijn oren werd geslagen. Hij hield van de manier waarop ze lachte en de kleur waarin ze haar teennagels lakte. Hij hield niet van al dat meisjesachtige kant dat ze in haar huis had, maar hij hield ervan dat ze een meisjesachtige vrouw was. Hij hield van haar, en zij hield van hem. Voor het eerst in zijn leven was de liefde van een vrouw niet iets waarvoor hij weg moest rennen.
Hij draaide zich om en ging met zijn rug tegen het raam staan. Hij hield van haar en hij had haar pijn gedaan. Hij herinnerde zich de uitdrukking op haar gezicht toen ze zich omdraaide, en hij dacht niet dat hij de telefoon kon pakken om gewoon te zeggen: ‘Hallo Clare, ik heb erover nagedacht en ik hou van je.’