‘Als ik jou was, zou ik oefenen met Sebastian Vaughan,’ zei Adele.
‘Wie?’ wilde Lucy weten.
‘Clares opwindende vriend. Hij is journalist en als je hem ziet is het meteen duidelijk dat hij weet wat hij waar moet stoppen en hoe vaak hij dat moet doen.’
‘Hij woont in Seattle.’ Clare had Sebastian sinds de avond van Leo’s feest niet meer gezien. De avond dat hij haar had gekust en haar had laten beseffen hoe het was om een vrouw te zijn. Toen hij het verlangen had laten oplaaien dat diep binnen in haar begraven zat en dat bijna was gedoofd door haar relatie met Lonny. Ze wist niet uit de eerste hand of Sebastian het wie, wat, waar, wanneer en waarom wist, maar hij wist in elk geval hoe hij een vrouw moest zoenen. ‘Ik denk niet dat ik hem de komende twintig jaar of zo zie.’ Leo had Thanksgiving in Seattle doorgebracht en het laatste wat Clare had gehoord, was dat hij van plan was om Kerstmis daar ook te vieren. Dat vond ze jammer. Leo had eerste kerstdag altijd met Joyce en haar gevierd. Clare zou hem missen. ‘Ik moet gaan,’ zei ze en ze stond op. ‘Ik heb mijn moeder beloofd dat ik haar met de kerstvoorbereidingen zou helpen.’
Lucy keek op. ‘Ik dacht dat je na vorig jaar weigerde om haar nog te helpen.’
‘Ik weet het, maar ze heeft zich goed gedragen tijdens Thanksgiving en ze heeft Lonny’s aspic niet genoemd.’ Ze pakte haar wollen duffel van de stoel en trok hem aan. ‘Ze bleef er bijna in, maar ze heeft Lonny helemaal niet genoemd. Dus bij wijze van beloning heb ik gezegd dat ik haar zou helpen.’ Ze sloeg haar rode sjaal rond haar hals. ‘Ik heb haar ook laten beloven dat ze stopt met liegen over wat ik schrijf.’
‘Denk je dat ze in staat is om zich aan die belofte te houden?’
‘Natuurlijk niet, maar ze zal het proberen.’ Ze pakte haar rode krokodillenleren tas. ‘Ik ziet jullie allemaal op de tiende,’ zei ze. Daarna zei ze haar vriendinnen gedag en liep het restaurant uit.
De temperatuur was gestegen en de sneeuw op de grond begon te smelten. Koude lucht stroomde langs haar wangen terwijl ze over het terras naar de parkeergarage liep. Ze trok haar rode leren handschoenen uit haar jaszakken en trok ze aan. De hakken van haar laarzen tikten op de wit met zwarte tegels en na het Italiaanse restaurant sloeg ze rechts af. Als ze rechtdoor was gelopen, was ze uitgekomen bij de Balcony Bar – de plek waarvan Lonny haar had verzekerd dat het geen homobar was. Ze wist nu dat hij daarover had gelogen, net zoals hij over zoveel dingen had gelogen. En zij was heel erg bereid geweest om hem te geloven.
Ze duwde de deur naar de garage open en liep naar haar auto. Bij de gedachte aan Lonny verkrampte haar hart niet langer. Ze voelde voornamelijk boosheid, op Lonny omdat hij tegen haar had gelogen en op zichzelf omdat ze hem zo wanhopig graag had willen geloven.
De temperatuur in de betonnen garage was lager dan buiten, en haar adem bleef voor haar gezicht hangen terwijl ze haar Lexus van het slot deed en achter het stuur ging zitten. Als ze erover nadacht, was ze eerlijk gezegd niet meer zo heel erg boos. Het enige goede dat uit haar gestrande relatie met Lonny was voortgekomen, was dat het haar had gedwongen om een pas op de plaats te maken en eens goed naar haar leven te kijken. Eindelijk. Ze zou over een paar maanden vierendertig worden en ze had genoeg van relaties die gedoemd waren te mislukken.
Het duidelijke ta-da-moment waarop ze had gewacht en dat alle problemen zou oplossen, was nooit gekomen. Ongeveer een maand eerder, terwijl ze de was had gevouwen en naar Guiding Light had gekeken, had ze zich gerealiseerd dat de reden dat ze niet in staat was geweest om het grote eureka-moment mee te maken was dat er gewoon niet zo’n moment was – het waren er verschillende. Haar relatie met haar vader liep naadloos over in haar onderbewuste verlangen om haar moeder ofwel op stang te jagen ofwel een plezier te doen. Ze haatte het om toe te geven dat haar moeder zoveel invloed op haar leven had, maar het was wel zo. Boven op dat alles was ze een liefdesjunk. Ze hield van de liefde, en hoewel dat haar hielp bij haar carrière, was het niet zo goed voor haar privéleven.
Ze reed door de parkeergarage naar de slagboom bij de uitgang. Ze schaamde zich een beetje dat ze drieëndertig had moeten worden om de destructieve patronen in haar leven te veranderen.
Het was de hoogste tijd dat ze controle over haar leven kreeg. Het was tijd om de passief-agressieve vicieuze cirkel met haar moeder te verbreken. Het was tijd om te stoppen met verliefd worden op elke man die aandacht aan haar schonk. Geen liefde op het eerste gezicht meer – nooit meer – en ze meende het dit keer. Geen genoegen meer nemen – nooit meer – met bedriegers, leugenaars en zwendelaars. Als en wanneer ze iets kreeg met een man – en dat was een grote ‘als’ en een voorzichtige ‘wanneer’ – zou hij zich verdomd gelukkig moeten voelen dat hij haar had gekregen.