Reading Online Novel

Niet alles is liefde(10)



Hij had nog één levend familielid. Maar één. Een vader die hij nauwelijks kende. Ze kenden elkáár niet. Dat was niemands schuld, het was gewoon de realiteit. Misschien was het tijd om daar verandering in te brengen. Tijd om een paar dagen te besteden aan het opnieuw opbouwen van een band met zijn vader. Hij dacht niet dat het veel tijd zou kosten. Hij verwachtte geen Hallmark-moment. Eerder een comfortabel bij elkaar zijn zonder de spanning die er tussen hen bestond.

Hij stapte uit de Land Cruiser en liep over het dikke groene gazon naar de bloementuin met zijn explosieve kleuren. Sebastian dacht aan de diamanten oorbel in zijn zak. Hij overwoog om hem aan mevrouw Wingate te geven, zodat ze hem kon teruggeven aan Clare. Dan moest hij echter uitleggen waar hij hem had gevonden, en die gedachte zorgde voor een glimlach rond zijn lippen.

‘Hallo, mevrouw Wingate,’ begroette hij de oudere vrouw toen hij dichterbij kwam. In zijn jeugd had hij Joyce Wingate gehaat. Hij had haar de schuld gegeven van zijn niet-bestaande relatie met zijn vader. Hij had die gevoelens achter zich gelaten in dezelfde periode dat hij was gestopt met Clare de schuld te geven. Niet dat hij enige genegenheid voor Joyce koesterde. Hij had helemaal geen gevoelens voor haar. Tot die ochtend had hij ook nooit aan Clare gedacht. Nu deed hij dat wel, en het waren geen vriendelijke gedachten.

‘Hallo, Sebastian,’ zei Joyce terwijl ze een rode roos in de mand legde die aan haar gebogen arm ging. Ze had verschillende ringen met robijnen en smaragden rond haar knokige vingers. Ze droeg een crèmekleurige broek, een lavendelkleurige bloes en een enorme strooien hoed. Joyce was altijd extreem dun geweest. Het soort dun dat ontstond als je alles in je leven controleerde. Haar scherpe gelaatstrekken domineerden haar grote gezicht, en haar brede mond was gewoonlijk afkeurend samengeperst. Dat was in elk geval zo geweest als hij er was, en hij had zich altijd afgevraagd of haar cynische persoonlijkheid of haar dominante manier van doen ervoor had gezorgd dat meneer Wingate altijd angstvallig aan de oostkust was gebleven.

Waarschijnlijk allebei.

Joyce was nooit een aantrekkelijke vrouw geweest, zelfs niet toen ze jonger was. Maar als iemand een pistool in Sebastians oor duwde en hem dwong iets vriendelijks te zeggen, zou hij zeggen dat haar ogen een interessante kleur lichtblauw hadden. Als de irissen die in de hoek van haar tuin groeiden. Als de ogen van haar dochter. De scherpe gelaatstrekken van de moeder waren kleiner en veel vrouwelijker in het gezicht van haar dochter. Clares volle lippen verzachtten de lijnen van haar mond en ze had een kleinere neus, maar haar ogen waren hetzelfde.

‘Je vader vertelt me dat je van plan bent om al snel te vertrekken,’ zei ze. ‘Het is jammer dat je niet overgehaald kunt worden om wat langer te blijven.’

Sebastian keek van de roos in Joyce’ mand naar haar gezicht. In de ogen die blauw vuur naar hem hadden geschoten toen hij een kind was. Een enorme hommel kwam op de lichte bries aanvliegen en Joyce wuifde hem weg. Het enige wat hij nu in haar ogen zag, was beleefde belangstelling.

‘Ik probeer hem over te halen om op zijn minst de komende week nog te blijven,’ zei zijn vader terwijl hij een zakdoek uit de achterzak van zijn broek haalde en de zweetdruppels van zijn voorhoofd veegde. Leo Vaughan was een stukje kleiner dan Sebastian en zijn haar, dat ooit bruin was geweest, begon tweekleurig grijs te worden. Er zaten diepe lijnen rond zijn ooghoeken. Zijn wenkbrauwen waren de afgelopen jaren borstelig geworden en zijn twintig-minuten-dutjes duurden tegenwoordig een uur. Leo werd aan het eind van de week vijfenzestig en Sebastian merkte op dat het werk in de Wingate-tuin zijn vader niet meer zo makkelijk afging als hij zich herinnerde. Het was een van de weinige dingen die hij zich over zijn vader herinnerde. Een paar maanden hier en een weekend daar leverden geen overvloedige jeugdherinneringen op, maar het enige wat hij zich vrij duidelijk herinnerde waren de handen van zijn vader. Ze waren groot en sterk genoeg geweest om kleine takken en stokken te breken, en zacht genoeg om zijn schouder te strelen en over zijn rug te wrijven. Droog en ruw, de handen van een hardwerkende man. Nu hadden ze vlekken, van ouderdom en door zijn beroep, en de huid hing los over de vergrote knokkels.

‘Ik weet niet precies hoe lang ik blijf,’ zei hij, niet van plan om zichzelf ergens toe te verplichten. Daarna veranderde hij van onderwerp. ‘Ik ben Clare gisteravond tegengekomen.’

Joyce bukte zich om nog een roos af te snijden. ‘O?’

‘Waar?’ vroeg zijn vader terwijl hij zijn zakdoek weer in zijn zak stopte.

‘Ik had met een oude studievriend van de universiteit van Washington afgesproken in het Double Tree. Hij was daar om een benefietwedstrijd van de Steelheads te verslaan, en Clare zei dat ze naar een huwelijksreceptie was geweest.’