‘Is je moeder er ook?’ Zeg nee, zeg alsjeblieft nee.
‘Ze ligt te slapen.’
Ik stomp met mijn vuist in de lucht, met pen en al. ‘Jammer. Wil je haar een boodschap doorgeven wanneer ze, eh, wakker is?’
‘Wat?’ Het is meer een uitdaging dan een vraag.
Ik wroet met mijn teen in de kier tussen de ondervloer en het parket. ‘Alleen dat ik heel graag op de thee wil komen.’
‘Wat voor thee?’
‘Ze heeft me op de thee gevraagd.’
‘Waarom?’ zegt hij honend.
‘Eh, om me te bedanken, zei ze.’ Ik trek mijn voet terug voordat er een splinter in kan komen. ‘Hoezo, dacht je dat het om iets anders was?’
Het blijft stil.
‘Grayer?’
‘Hoor eens, ik weet het niet. Je hoeft niet te komen. Je hoeft geen vriendin van haar te worden of zo. Ik bedoel, je hebt het vast druk.’
‘Nee, maar – heb je al iets van Chester gehoord?’
‘Hij is toegelaten. Hé, ik moet ophangen.’
‘Natuurlijk. Wat fijn voor Stilton. Feliciteer hem namens mij en, eh, leuk je gesproken te hebben.’
‘Ja. Insgelijks, Verizon.’ Hij hangt op.
‘U mag pas in de pauze de zaal in.’ Zo word ik die avond begroet door een leerling achter een ongerijmd alledaagse klaptafel in de witte stronkenkring. Ik breng mijn druipende paraplu in veiligheid, kijk naar beneden en zie de lange strook papier die aan de kassatafel van De Kaukasische krijtkring is geplakt: ‘Onze creditcardlezer is defect, maar u mag met een cheque betalen.’
‘Creditcards? Wat kosten die kaartjes?’ vraag ik terwijl ik mijn jasje openknoop en kijk hoe doorweekt mijn lakleren pumps zijn onder de donker geworden zoom van mijn broek.
‘Duizend.’ Het meisje ziet mijn gezicht. ‘Het is een benefietvoorstelling.’
‘Voor…?’
‘De school.’ Ze pakt haar dikke vlecht van haar schouder alsof het een diertje is dat daar lag te dutten en stopt de punt in haar mond. ‘Om de toneelclub volgend jaar naar Venetië te laten gaan om daar met een echt commedia dell’arte gezelschap te werken.’
‘Kan de Red Venetië-club het geld niet missen?’ vraag ik.
Het meisje kijkt me niet-begrijpend aan.
‘Ik ben hier eigenlijk voor een vergadering. Wat is de snelste route naar de kamer van Mr. DeSanto?’
‘O, die is net gisteren afgemaakt,’ zegt een ander meisje, en ze wijst naar de nu onthulde trap langs de wand achter haar. ‘Die trap op en dan naar links.’
‘Dank je.’ Ik ren met twee treden tegelijk naar boven, net als op Chapin, en herinner me hoe ik trap af de leuning pakte en over de vier laatste treden van elke trap heen vloog en neerkwam met een heerlijke bons, die werd gedempt door mijn Doc Martens. Liefst na drie uur ’s middags, wanneer het gebouw leegliep en ik helemaal vanaf de bibliotheek naar beneden kon, steeds sneller. Zo vermaakten we ons in de tijd vóór het hologram.
Ik kom gedesoriënteerd aan de andere kant van de gang op de eerste verdieping uit, kijk om me heen en zie het bord dat de deur van de vertrekken van de directeur aangeeft. Ik duw de deur open en zie de gelambriseerde muren, die zo vol hangen met wapenschilden en ingelijste foto’s uit voorbije kostschooltijden – en dan bedoel ik ook echt voorbij, zoals de lange onderbroek – dat een stylist van Ralph Lauren er trots op zou kunnen zijn. Het interieur vloekt met dat van de rest van de school, maar ik moet toegeven dat het een strategische keus is voor het heiligdom waar ouders zich vastleggen op het betalen van veertigduizend dollar per jaar aan schoolgeld – het doet onbewust net iets meer denken aan de gerenommeerde universiteiten waar ze op mikken dan zwart lakwerk en plexiglas.
‘Uw naam?’ overstemt een secretaresse achter een chippendale-bureau de zacht tinkelende Mozart uit verborgen boxen. Tot mijn verbazing heeft ze geen ingewikkelde, hoge knot, zoals haar omgeving doet vermoeden, maar een kort, asymmetrisch kapsel, zoals Rihanna. ‘Uw naam, alstublieft?’
‘Hallo, ja, ik ben Nan Hutchinson.’
Ze laat haar lange, in zebraprint gelakte nagel langs een lijst glijden en vinkt me af. ‘De bestuursvergadering wordt in het kantoor van Mr. DeSanto gehouden.’ Ze wijst langs de gekuifde banken naar een paar deuren aan weerszijden van een imposante stenen schouw. ‘De deur links. Loopt u maar door.’
Ik bedank haar en betreed het vertrek van de directeur, dat bijna zo groot is als zijn overtuiging. Ik klik de deur achter me dicht en zie Gene, die tegen de voorste rand van een antiek gevoluteerd bureau leunt, tegenover het bestuur, vermoed ik, afgaand op de maatkleding en intens betrokken gezichten, dat op de drie met zijde beklede banken rond het Aubusson-tapijt zit. De mannen zien eruit alsof ze elk moment kunnen opspringen om de bel van het beursgebouw te luiden en het vrouwelijke deel van het bestuur lijkt totaal niet op de matrones met vriendelijke gezichten die thee kwamen drinken bij de directrice van Chapin. Niemand draagt een haarband, lage pumps of zelfs maar parels, en niemand ziet er vrolijk uit.