‘Nee.’ Grayer drukt zijn vingertoppen tegen elkaar en legt ze op het dunne glas dat de met velours gedrapeerde tafel nog altijd beschermt en kijkt me zo indringend aan dat ik ervan schrik. ‘Dit móét lukken, begrijp je dat?’ En ik begrijp het. Ik heb misschien niet alle details, maar ze zijn net zo onbelangrijk als in die spotjes van de Dierenbescherming waarin ze je een jong hondje laten zien, dynamiet en een jutezak en tegen je zeggen dat je je fantasie moet gebruiken.
Grayer gaat naar zijn broertje en ik loop onwillig naar de keuken, waar Rosa de bergen wasgoed opvouwt die jongens produceren. ‘Hallo, ik ben Nan,’ stel ik me voor.
Ze laat een bolletje sokken vallen en dribbelt om het werkeiland heen. ‘Jij nieuwe leraar?’
‘Ja,’ zeg ik, want wie A zegt…
‘Laat je van tevoren betalen,’ zegt ze.
‘Pardon?’
‘Van tevoren,’ zegt ze nog eens op gedempte toon. Ze pakt haar tas van het ontbijtbankje en haalt er een opgevouwen krantenpagina uit. Ze werpt een snelle blik op de deur en vouwt de pagina open. Ik zie een foto over de halve bladzij van een man die zich bukt om in een limousine te stappen, samen met Carter Nelson, de ster van in de veertig die ooit een Oscar heeft gewonnen. Ik lees de kop. O, mijn god.
Ik neem de pagina van Rosa over en kijk nog eens goed. ‘O, mijn god.’
Ik kijk als gebiologeerd naar de foto van het stel dat net uit Da Silvano komt. Mr. X gaat bijna helemaal schuil achter Carter, die beschermend de kraag van haar jas dichthoudt met een gehandschoende hand. Haar dikke, kastanjebruine haar valt als een barrière voor haar geschrokken gezicht. ‘Weet je zeker dat hij geen date met haar heeft bemachtigd op een liefdadigheidsveiling? Of dat hij iemand heeft betaald om dit te fotoshoppen? Hoe kan hij nou…’
‘Hij heeft vorige week zijn biezen gepakt toen zij met de jongens bij vrienden in de provincie was.’ Rosa haalt nog een opgevouwen krantenpagina uit haar tas en vouwt hem uit op het granieten werkblad. ‘Van afgelopen zaterdag.’ Het is de roddelpagina. De kop luidt NIEUWE LIEFDE VOOR X?
‘Carter Nelson?’ Treedt zij in de voetsporen van Jane Fonda en Ellen Barkin?
‘Mrs. X kwam zondag terug en ze werd gek. Alles overhoop halen. Haar werkkamer puinhoop. En toen stil.’
‘Stil?’
‘Telefoon niet gaan. Geen bezoek. Mrs. X geeft altijd twee, drie keer per week lunch. Niets meer.’
Grayer komt de hoek om en Rosa grist de krantenpagina’s weg. Ik ga in een reflex voor haar staan, gloeiend van schaamte, alsof we zijn betrapt op het snuiven van een lijntje, maar Grayer loopt langs ons heen, maakt de achterdeur open en drukt op de knop van de dienstlift. Oma’s gevechtstas bungelt aan zijn vrije hand. Ik kijk nog even snel naar Rosa, neem mijn tas van Grayer over en glip het schemerige halletje met de vuilnisbakken in. Als ik me omdraai klikt de deur dicht.
‘Grayer?’
Hij zwaait de deur weer open. ‘O ja, bedankt.’ Hij maakt aanstalten om de deur weer te sluiten, maar stapt dan opeens in het licht dat erdoor valt. Hij kijkt naar zijn schoenen, maar ik zie zijn mondhoeken opkrullen. ‘“Potje met vet”?’ vraagt hij.
‘Ja,’ antwoord ik.
Hij stapt terug en sluit de deur.
Bekaf van het verwrongen reisje naar het verleden sjok ik het stoepje van mijn huis op. Terwijl ik mijn sleutels in mijn tas zoek, vraag ik me af welke diepvriesmaaltijd ik zal opwarmen in mijn nachtkastje en hoeveel Daily Shows ik op mijn laptop zal kijken. Opeens vliegt de voordeur open. Mijn angst gaat over in blijdschap bij het zien van mijn echtgenoot, met zijn stropdas scheef en zijn overhemd een beetje open zodat dat ik het boordje van zijn T-shirt eruit zie piepen.
‘Hé!’ Hij lacht en rent het stoepje af om me in ruil voor een kus te bevrijden van de uitpuilende supermarkttas.
‘Hallo,’ mompel ik als we lip aan lip zijn. Hij omvat me in een berenknuffel. Grace galoppeert naar buiten en draait kwispelend kringetjes om ons heen. Met mijn neus in Ryans nek geef ik klopjes in de richting waar ik haar vermoed.
‘De kolonel heeft voedselvergiftiging, dus alles is afgelast voor vanavond,’ meldt Ryan in mijn haar. ‘Ik hoef pas morgenochtend om tien uur terug in Washington te zijn.’
‘Jammer voor de kolonel. Fijn voor mij.’ Ik zet onze ruzie helemaal uit mijn hoofd en geef hem een arm. Zo lopen we samen achter Grace aan de hal in, die wordt verlicht door Botanicakaarsen in alle kleuren van de regenboog. ‘Wauw,’ zeg ik.
‘O, dat? Dat is nog niets. Dít is het voorafje.’ Hij zet me midden in de ruimte, stapt naar de muur bij de deur en haalt met een zwierig gebaar de lichtschakelaar over. Het peertje twee verdiepingen hoger floept aan en verlicht voor het eerst in een week de trappen.