Ik zak op het kussen tegenover haar.
‘Alles goed?’ vraagt ze.
‘Helemaal goed.’ Ik probeer net zo sierlijk te zitten als zij. ‘Na ons vertrek uit Afrika heb ik me heilig voorgenomen minstens vijf jaar niet meer op de vloer te gaan zitten, maar dit is een kussen, dus er is niks aan de hand! O, en geen couscous meer. Geen vloeren en geen couscous.’
‘Dus we kunnen niet naar de marokkaan?’ Citrine glimlacht naar me. ‘Mijn god, jullie zijn echt overal geweest.’
‘Niet overal, en we zijn nergens langer dan twee jaar gebleven. En je krijgt er genoeg van. Vrienden maken in de wetenschap dat je toch weer weggaat. Nooit eens iets echt helemaal in orde hebben. Altijd op gehuurde matrassen slapen. Het spannendste wat we hebben gedaan sinds onze terugkeer, is onze eigen matras kopen.’ Ik schokschouder bij de herinnering. ‘Daar heeft nog niemand anders op geslapen. Of een kind op verwekt, of een kind op gebaard.’
‘Is dat echt gebeurd?’
‘In ons derde appartement, naar de vlekken te oordelen.’
‘Oké, daar gaat mijn droombeeld van buitenlandse zaken.’
‘Nee, nee, het was super. Echt.’ Ik neem een teug van de volle wijn. ‘Maar op een dag was het genoeg. Ik werd wakker en zei: “Ik wil naar huis.’”
‘Huis… daar worstel ík mee!’ Haar gezicht wordt levendig. Ze zet haar glas op de vloer en reikt me een schaaltje Spaanse amandelen aan van een houten krat dat dienstdoet als bijzettafel. ‘Ik zit hier al sinds mijn afstuderen van de kunstacademie. En al ben ik vorig jaar juni getrouwd, ik werk hier nog dagelijks.’
‘Het is een schitterende ruimte, en niemand heeft nog zo’n atelier in Manhattan.’
‘Dank je. Clark snapt het niet. Toen ik net was afgestudeerd, was dit alles wat ik kon betalen. In de loop der jaren is mijn werk gaan verkopen, maar de buurt is trendy geworden, de huren zijn gestegen en dit is nog steeds alles wat ik kan betalen.’
‘Ik weet het. Ryan en ik stonden perplex van wat er sinds ons vertrek met de huizenprijzen was gebeurd.’
‘Zei Clark nou dat jullie een huis hadden gekocht? Een echt huis? Met een kelder en een dak en alles?’
Ik leun naar voren om een handje amandelen te pakken. Het harde kussen glijdt onder me weg en ik val met mijn achterste op de vloer. ‘Ja, als je het zo mag noemen. Dit is de derde dag van een willekeurige werkstop, maar daar kan ik je onder het eten wel mee vervelen. Jullie hebben echt een geweldig appartement gekocht. Ik heb die ruimte vaak in gedachten ingericht en nog eens ingericht.’
‘De tweede slaapkamer wordt mijn atelier aan huis en ik zeg mijn huur hier op. Eind goed, al goed, toch? Na veel ruzie.’ Zij kijkt in haar wijnglas. ‘Heel veel ruzie.’
‘Hoezo?’ vraag ik zacht.
‘Nou, ik ben bij hem ingetrokken in zijn torenflat aan de Upper East Side met de breedbeeld-tv en de zwartleren bank, het hele stereotiepe vrijgezellengedoe, jasses. Maar ik kom hier elke dag en…’ – ze lijkt zich net op tijd in te houden – ‘… ik hóú van hem. Ik hou van hem. Mijn huwelijkse voorwaarden zijn krankzínnig. Niemand heeft zulke huwelijkse voorwaarden. “Schat,” zei hij, “je moet beschermd zijn.” Is het niet ongelooflijk? Dus pik ik die bank en die buurt en die mensen, die overigens het verschil niet zien tussen gedurfde kunst en een stel pokerende honden. Ik bedoel, als je aan onze jeugd denkt, wil je dan niet heel hard wegrennen?’
‘Nou, dat heb ik meer bij de jeugd van anderen.’
‘Ja, dat is ook zo, jij kwam uit de West Side.’
‘Ja, in de West Side waren alle ouders volmaakt. Nee dus.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Ik bedoelde dat ik tijdens mijn studie als nanny heb gewerkt. Dat heeft me letterlijk naar het eerste het beste vliegtuig hiervandaan gedreven.’
Ze zet grote ogen op. ‘Ben jij nanny geweest?’
‘Altijd beter dan serveerster,’ zeg ik schouderophalend.
‘O, god, sorry, dat bedoel ik niet.’ Ze drukt een hand tegen haar borst. ‘Ik weet dat ik krankzinnig heb geboft met dat jaargeld tijdens mijn studie. Echt. Ik had alleen nog nooit een nanny gezien. Sinds we klein waren, bedoel ik.’
‘Toen ik op Brown zat, maakte ik huizen schoon.’
‘Jij gaat tot het uiterste.’ Ze maakt een buigende beweging met haar onderarmen. ‘Jammer dat we in Providence niet meer met elkaar omgingen.’
‘Daar heb ik me zo ongeveer in de chocoladetaart verstopt en toen ben ik naar een andere universiteit gegaan,’ geef ik wrang toe.
‘Haha. Maar goed, we zijn het erover eens dat de Upper East Side een beetje een inteeltbuurt is. Clark komt uit Trenton, maar dat zou je nooit raden.’ Ze heft haar regenbooghand en drukt twee vingers tegen haar duim alsof ze een sigaret vasthoudt. ‘Hij heeft zijn studie zelf betaald, toen heeft hij een baan gekregen bij Morgan Stanley en zich daar uit de naad gewerkt, en nu heeft hij zijn eigen hedgefonds. Ik sta paf van hem.’