Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(96)

By:Anita Terpstra


Warm. Veel te warm om te kunnen slapen. Ik worstelde om de deken van me af te krijgen en zo de noodzakelijke koelte te verwelkomen, maar merkte dat hij helemaal om me heen gewikkeld zat. En waarom zat hij rond mijn hoofd? Ik tastte. Ik had mijn kleren nog aan. Dat was suf. Vergeten uit te trekken. Nog eens proberen. Het geluid vertelde me dat er iets mis was. Een laag, aanhoudend gebrom. Het tweede dat niet klopte, was mijn matras. Veel te hard. En waarom kwam er geen licht van de straatlantaarn door de gordijnen? Ik strekte mijn benen, maar mijn schoenen raakten het voeteneinde. Raar. Ik wilde overeind komen, maar mijn handen lagen strak langs mijn lichaam. Stom dekbed.

Het was de stank van uitlaatgassen die alle herinneringen terug deed vloeien. Ik lag allesbehalve veilig in mijn bed. Warm, zo warm. En te weinig lucht. Ik begon te hoesten, tot ik moest kokhalzen. Rustig nou. Stikken in mijn eigen braaksel zou heel stom zijn. En veel te gemakkelijk voor Alex. Mijn hart pompte verwoed bloed rond. Ik proefde bloed op mijn lippen. De adrenaline die door mijn lijf joeg om me tot actie aan te zetten, was nutteloos en putte me alleen maar uit. De auto maakte een bocht en ik gleed een stukje naar rechts. Mijn hoofd schuurde langs iets dat uitstak. Ik probeerde me van het kleed of wat het ook was dat me in bedwang hield te ontdoen, maar het zat te strak om me heen. Het moest een laken zijn. Zien kon ik het niet, daarvoor was het te donker, maar het rook fris, naar buiten. Alsof het vandaag in de wasmachine was gedaan en urenlang aan de droogmolen had gehangen. Ik stelde me Sascha voor die het laken in de was deed, niet wetende dat ik er een paar uur later in de kofferbak van een auto in vervoerd zou worden.

Als het niet zo vreselijk triest was, zou ik er misschien om kunnen lachen.

Weer een bocht. De auto minderde vaart. Nee, nee, nog niet stoppen. Ik had tijd nodig om te bedenken wat ik moest doen om me hieruit te redden. Meer gas. Ja, goed zo, geef maar gas. Gewoon doorrijden. Een paar hobbels. Ik probeerde me op mijn rug te draaien. Pas na een paar pogingen slaagde ik daarin. Met mijn benen schopte ik tegen de kofferbak, maar er zat geen enkele beweging in. Opnieuw deed ik mijn best om ruimte te winnen, maar hoe meer ik bewoog, hoe vaster het laken kwam te zitten. Het was beter om mijn krachten te sparen. Alex zou moeten stoppen om me uit de kofferbak te hijsen. Dat was mijn moment. Een afschuwelijke gedachte kwam in me op. Hij zou me toch niet met auto en al laten verdwijnen? Er waren genoeg opties. In het water rijden. In brand steken. Net zoals hij met Danny had gedaan. Ik probeerde erachter te komen waar we naartoe gingen, maar het was zinloos. Er waren bochten naar links en naar rechts, stukken rechtdoor; we gingen snel en dan weer langzaam. Ik had geen idee hoe lang ik al in de kofferbak lag. Het kon een uur zijn, maar net zo goed een paar minuten. Geluiden van buiten drongen nauwelijks door. Ik hoorde alleen het bijna hypnotiserende geluid van wielen en het geloei van de motor.

Plotseling reden we omhoog. Door de beweging rolde ik een kwartslag om. Daarna ging de auto weer naar beneden en gleed ik terug. We waren bij de dijk. Dat kon niet anders. De auto hield piepend stil. Het portier werd geopend en weer dichtgeslagen. Ik wachtte tot de kofferbak open zou gaan, maar er gebeurde niets. Wat was hij aan het doen? Gespannen luisterde ik, maar ik hoorde niets. Was hij weg? Dat kon niet. Hij zou me hier niet zo laten liggen. Te riskant. Iemand zou me vinden. Net op het moment dat ik weer een trap tegen de klep van de kofferbak wilde geven, ging die open. Alex pakte mijn benen en liet die buiten de auto hangen. Vervolgens greep hij me bij mijn schouders vast en sjorde me uit de auto. Zijn vingers prikten gemeen in mijn vlees en ik beet op mijn lip om niet te kreunen van de pijn. Met een plof belandde ik op de grond. Nu was ik bijna dankbaar voor de stof, die de klap verzachtte. Ik gaf geen kik. Hij nam het laken, zette een voet in mijn zij en rolde zo het laken af, waarbij ik meerolde. Stukjes grind boorden zich meedogenloos in mijn vel. Het was heel verleidelijk om mijn ogen te openen, om te schreeuwen, maar ik deed het niet.

‘Ik weet dat je wakker bent,’ zei hij.

Het had geen zin om te doen alsof. Ik opende mijn ogen en ging zitten. Alex droeg een donkere broek en een donker trainingsjasje. Hij had een petje diep over zijn voorhoofd getrokken. Had hij diezelfde outfit gedragen toen hij mijn broer, zijn vrouw en hun kinderen had vermoord?

‘Denk je dat ik het verschil niet ken tussen een dood of bewusteloos lichaam en iemand die bij bewustzijn is?’ Hij stond misschien twee meter bij me vandaan, nonchalant tegen de auto geleund. Mijn auto, zag ik nu. Voor me stak het monument donker af tegen de lucht. Toen Ben en ik elkaar nog maar net kenden, had ik hem mee naar huis genomen om hem voor te stellen aan mijn ouders. Ik had hem ook deze plek laten zien. Ergens, in een van die palen, had hij met zijn huissleutel onze initialen in een hartje gekrast. Mijn gevoel voor zijn gebaar was destijds tweeledig geweest. Aan de ene kant vond ik het lief dat hij zoiets voor me deed, maar aan de andere kant vond ik vreselijk dat hij het monument op die manier beschadigde en dat zei ik hem ook. Ben vond dat ik me niet moest aanstellen en attendeerde me erop dat hij niet de enige was. Dat was waar. De palen waren al flink bekrast met namen, initialen, scheldwoorden, leuzen en onbegrijpelijke tekens, hoogstwaarschijnlijk door pubers die hier rondhingen en niets beters te doen hadden. Het leek me plotseling allemaal zo lang geleden. Toen was alles nog goed. Nu had ik alles verkloot.