Bij een stoplicht minderde hij vaart, keek van links naar rechts en gaf weer gas. We reden door rood. Auto’s om ons heen remden, sommige net op tijd. De man reed als een maniak. Behendig loodste hij de ambulance door het verkeer, zonder pardon auto’s aan de kant duwend. Het was misschien beter om mijn ogen dicht te houden. De autogordel sneed in mijn huid, terwijl mijn lichaam heen en weer zwiepte. Nee, ogen open was beter, wilde ik niet misselijk worden. Ik keek nog eens achterom. De verpleger stond over Lian heen gebogen en trok een ooglid omhoog. Vervolgens scheen hij er met een lampje in. De volgende bocht bracht hem uit evenwicht en hij zocht steun bij een rek vol medicijnen en apparatuur. Hij ging weer zitten, pakte een telefoon en zei iets. Af en toe knikte hij.
Onze snelheid nam af en met enige opluchting zag ik het ziekenhuis opdoemen. Bij de Spoedeisende Hulp aangekomen remde de chauffeur abrupt. Binnen enkele seconden had hij zijn gordel los en stond hij naast de ambulance. Met verkrampte vingers peuterde ik mijn riem los. De brancard werd uit de ambulance gehaald en door de schuifdeuren naar binnen gereden. Met onvaste benen stapte ik uit en zocht steun bij het portier. Ik bleef een paar tellen staan om op adem te komen en liep daarna de mannen achterna. In mijn haast struikelde ik bijna.
Artsen en verpleegsters ontfermden zich over Lian. Ze tilden haar van de brancard, haalden de banden die rond haar lichaam waren aangebracht weg en knipten haar kleding los. Er werd een zak met vocht aangebracht. Een verpleegster hield het hoofd van mijn nichtje vast en praatte tegen haar. Lians witte gezicht kon wedijveren met het laken onder haar lichaam en ik concentreerde me op haar borstkas om te kijken of die op- en neerging. Toen zag de arts mij.
‘Bent u haar moeder?’
Automatisch deed ik een stap naar voren. ‘Haar moeder komt zo. Ik ben…’
‘Breng haar weg,’ zei hij tegen een verpleegster.
‘Wat heeft ze? Is ze…’
De verpleegster ging voor me staan en vroeg vriendelijk of ik buiten wilde wachten.
‘Zodra de dokter iets weet, komt hij bij u,’ pareerde ze al mijn vragen. Ze was een witte, onneembare verdedigingsmuur, eentje die naar ontsmettingsmiddel rook. Het had iets geruststellends. Alles wat schoon is, is goed. Ik hield mezelf voor dat de toestand van mijn nichtje niet levensbedreigend was en dat ze in goede handen verkeerde. Een man in een witte jas kwam aanhollen en ging de kamer binnen waar Lian lag. Naast me nam een vrouw plaats, die meteen op haar nagels begon te bijten. Af en toe keek ze naar mij, maar ik ontweek haar blik. Ik had geen zin om te praten. Op hetzelfde moment dat de dokter die me had weggestuurd op me af kwam, verscheen Nora. Met een verwilderde blik keek ze om zich heen en ik stak mijn hand omhoog om haar aandacht te trekken.
De dokter wilde het woord tot mij richten en ik wees naar Nora: ‘Dit is haar moeder.’
‘Mevrouw, uw dochter heeft veel bloed verloren. We gaan haar opereren. Het is een kleine ingreep, om de placentaresten te verwijderen.’ De arts praatte langzaam en duidelijk, alsof hij er zeker van wilde zijn dat Nora ieder woord begreep. ‘Is ze niet meer op controle geweest bij de verloskundige of arts?’
Nora staarde hem aan en keek daarna naar mij.
‘Ze is niet zwanger… Geen baby,’ zei ze hoofdschuddend. En toen: ‘O, shit.’
De arts was snel van begrip. ‘Mevrouw, uw dochter is onlangs bevallen.’
Ik kwam tussenbeide. ‘Er is een baby te vondeling gelegd in de kerk van het dorp. Tot op heden wisten we niet van wie het meisje was.’
“Vandaar dat ze ook geen nazorg heeft gehad.’ Hij blikte op zijn horloge. ‘Een deel van de placenta is blijven zitten en dat heeft bloedingen en een ontsteking veroorzaakt. Vandaar de koorts en de uitdroging.’
Na de opmerking dat er zo een verpleegster zou komen met enkele papieren die ondertekend moesten worden, verdween hij. Verdwaasd liet Nora zich op een van de stoeltjes zakken.
‘Wat een zootje.’ Ineens begon ze te lachen. ‘En dan te bedenken dat Rik en ik nog een kind willen. We zijn grootouders geworden! Mijn god.’ Er verscheen een laagje zweet op haar neus, dat ze met de rug van haar hand weg veegde.
‘Waar is Rik?’
‘Onderweg. Hij had een vergadering ergens in het westen.’
We vielen stil. Er verscheen een verpleegster met kort, felrood haar. Ze leek veel te jong om zich met het redden van levens bezig te houden. Ze duwde Nora een klembord met daarop enkele papieren in de handen en liep weer weg. Mijn zus staarde naar het papier. De pen zweefde boven het papier, haar hand trilde onophoudelijk. Ik nam het klembord van haar over. Na haar handtekening gezet te hebben, leverde ik de papieren in bij de balie en nam weer plaats in de wachtruimte. Er kwam een stel met een baby in een Maxi-Cosi binnenlopen. Het baby’tje was helemaal ingepakt.