Ik reed veel te hard over het smalle weggetje, hobbelde over de vele gaten die ik in mijn gejaagdheid niet kon ontwijken en wist nog net op tijd luid toeterend te remmen voor een moedereend met haar kroost die op hun gemak de weg overstaken, alsof ze geen gevaar kenden. Ik kon Ron naast me commentaar horen leveren. ‘Kijk nou toch uit, zij hebben net zoveel recht om op deze weg te zijn als jij.’ Daar zat ik op te wachten: Rons geest die me achtervolgde omdat ik een stel eenden had overreden. Verontwaardigd waggelde de eend snel verder. Ik parkeerde onder aan de zeedijk. Met gebogen hoofd tegen de harde wind beklom ik de trappen. Mijn plan om uit te waaien en alles op een rijtje te zetten liet ik varen toen ik een eindje verderop een bekende gestalte zag. Het was Michiel. Hij had mij ook gezien, maar draaide me de rug toe en liep weg. Alleen was ik sneller.
‘Ik dacht dat je op de boerderij zou gaan eten,’ zei ik, nadat ik hem had ingehaald.
‘Ik ben toch onderweg?’
‘Voel je je al wat beter?’ vroeg ik. Hij droeg een verwassen trainingspak, dat rond zijn smalle lichaam lubberde en af en toe opbolde door een windvlaag.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Volgens de doktoren gaat het goed. Ik moet flink in beweging blijven.’
‘En volgens jou?’
Opnieuw trok hij met zijn schouders. ‘Ik vind het niet erg. Het is beter dan thuiszitten, waar mijn ouders me in mijn nek hijgen.’ Het was geen antwoord op mijn vraag, maar ik liet het zo. Rechts van ons doemde het huis van Ron en Susan op. De gordijnen waren verdwenen, de vensterbanken leeg. Iemand had de bloempotten bij de voordeur verwijderd. Het geheel maakte een troosteloze indruk. Er stond een bord met te koop in de tuin. Ik stelde me voor dat er een ander gezin door de vertrekken zou lopen, dat de vrouw zou fantaseren waar ze de meubels neer wilde zetten en verrukt zou reageren op het uitzicht. De man des huizes zou zich verheugen op de stilte en lange wandelingen. Ze zouden de bloedvlekken op de houten vloer in Merels kamer verbergen onder dikke vloerbedekking, of misschien had de makelaar dat al gedaan, om potentiële kopers niet af te schrikken.
Mijn hoofd zat vol, als een kast die uitpuilde, maar waarvan ik de sleutel niet kon vinden. Ik keek naar Michiel en vroeg me af of en hoe hij betrokken was bij de inbraken. En wist Lian ervan? Zij was Danny’s vriendin. Ik moest het weten.
‘Danny was behoorlijk trots op zijn auto, hoorde ik.’
Michiel wist dat er een antwoord van hem werd verwacht, maar van harte ging het niet. ‘Dat is nog zacht uitgedrukt.’
‘Liet hij anderen er weleens in rijden?’
‘Ben je gek? Die auto was hartstikke nieuw. We mochten erin zitten, maar daar hield het ook mee op. Het was niet eens toegestaan om aan de radio komen.’ De woorden kwamen snel en ik vermoedde dat het de eerste eerlijke reactie was sinds ik hem een paar minuten geleden had aangesproken.
‘Een Alfa Romeo was het toch? Die dingen zijn niet goedkoop.’
‘Dat zal best.’
‘Ik dacht dat je zoiets wel zou weten. Hebben jongens het daar niet over?’
‘Dat interesseerde me niet echt,’ zei hij uiteindelijk.
‘Heb je je nooit afgevraagd hoe hij aan zoveel geld kwam?’
‘Da’s niet zo moeilijk. Werken.’
‘Hij had geen baan.’ Ik ploeterde stug verder. Naast me begon Michiel lichtjes te hijgen. ‘Ga ik te snel?’ vroeg ik en ik vertraagde mijn pas.
‘Het gaat prima,’ zei Michiel. ‘Waar gaat dit over? Dit heeft Peter me laatst ook allemaal al gevraagd.’
‘Dan heeft hij je vast ook verteld dat er de afgelopen maanden in de omgeving veel inbraken zijn gepleegd. Ron gaf voorlichting aan burgers over hoe ze hun huizen beter kunnen beveiligen.’
‘Volgens mij heeft Lucas weleens zoiets gezegd, ja,’ zei Michiel.
‘Ik denk dat Ron iets op het spoor was. Ik denk dat hij had ontdekt wie er achter de inbraken zit.’ Abrupt hield ik stil en pakte Michiel bij zijn arm om hem te doen stoppen. ‘Wist je ervan, deed je mee? Wat zat er voor jou in – een percentage van de winst?’
‘Ik weet niet waar je het over hebt.’
‘Hou op Michiel. Doe niet zo onnozel. Danny had geld, veel geld. En dat gaf hij uit aan dure spullen. Ik heb gezien wat er op zijn kamer stond. En dat niet alleen. Neem zijn auto. Zoveel geld kan een jongen als hij nooit bij elkaar hebben gespaard. Volgens zijn moeder gaf hij nog niet zo lang geleden alles uit aan drugs. Volgens mij dreef Danny een lucratief inbraakhandeltje. Alles wat hij jatte, verkocht hij weer. En hij deed het niet alleen. Lucas kreeg ook een deel van de opbrengst. Maar z’n vader was niet achterlijk en kreeg argwaan.’
‘Danny is dood.’
‘En Lucas. En Merel. Je oom, je tante.’