Naast mij werd zachtjes gelachen. Ik keek op. Nora deed haar best haar lachen in te houden en Sascha verborg haar mond achter haar hand. Plotseling hielden ze het niet meer en gilden het uit. Ergens in mijn keel begon iets te kriebelen. Een bevrijdende lach ontsnapte aan mijn lijf en kwam naar buiten, als een vloedgolf die alle rotzooi met zich meenam en de boel schoon achter liet. Nora greep naar mijn arm en probeerde iets te zeggen, maar het lukte haar niet. Tranen van het lachen stroomden over onze wangen, maar bij mij sloeg het al snel om in een flinke huilbui. Nora en Sascha stopten abrupt met lachen. Ze hielden me stevig vast en wiegden me zachtjes heen en weer.
‘Kom op, Livy. Hij is je tranen niet waard,’ zei Nora.
‘Dat weet ik,’ hikte ik.
‘Ik heb nooit begrepen wat je in hem zag,’ voegde ze eraan toe. Dat was waar. Ze had hem nooit gemogen en talloze malen geroepen dat ik gek was dat ik alles voor hem opgaf. Ongeveer hetzelfde wat ik haar verweet.
‘Weet je zeker dat je niet gewoon op hem valt omdat hij dokter is?’ zei Sascha.
‘Sascha!’ zei Nora bestraffend.
‘Hé, het kan toch? Je bent niet de eerste en zult zeker niet de laatste zijn. Hij heeft status en geld, en dat straalt ook weer op jou af. Kijk mij eens, ik heb een dokter aan de haak geslagen, dus moet ik wel heel goed en slim zijn. Zoiets deed ik vroeger bij vriendinnen. Ik zocht aansluiting bij een knap meisje, op wie dan allemaal leuke jongens af kwamen. Ze kon er maar één tegelijk nemen, dus vaak bleef er eentje voor mij over.’
‘Bij mij was het andersom. Ik zocht een lelijk meisje zodat ik het knapst leek en dan kwamen alle jongens op mij af,’ vertelde Nora.
Ze begonnen weer te lachen. Mijn neus rimpelde zich van afkeuring. Nora zag het en zei: ‘Waarom bleef je anders bij hem? Het leverde je wat op.’
Sascha knipte met haar vingers. ‘Laten we nou geen ruzie krijgen over Ben. Er zijn betere onderwerpen denkbaar.’
‘Het voelt gewoon zo klote. Al die jaren voor niks.’ Weinig charmant haalde ik mijn mouw langs mijn neus.
‘Waarom voor niks?’ vroeg Nora.
‘Nou ja, je hebt toch een doel. Samen oud worden. Trouwen, kinderen krijgen, dat soort dingen,’ probeerde ik.
‘En dan ben je gelukkig zeker?’ klonk het nuchter.
‘Niet dan?’ vroeg ik.
‘Was je de afgelopen jaren gelukkig?’
Het was een vraag waar ik niet over na wilde denken, omdat het antwoord zo triest was. Ik was zo druk bezig met gelukkig worden dat het niet in me opkwam dat ik al gelukkig behoorde te zijn.
Sascha keek op de klok aan de muur. ‘Ben je bijna klaar? Alex en Rik komen zo, dan kunnen we eten. Komen Lian en Michiel ook mee?’
‘Michiel sowieso, Lian weet ik nog niet,’ zei Nora.
‘Radijsjes, ik heb nog radijsjes nodig,’ besloot ik, na het bestuderen van de salade. Met een bakje liep ik naar mijn moestuin. Er stond nog wat overeind na de hoosbui van zonet, maar meer positiefs viel er ook niet te melden. Onkruid stond weer enkelhoog en wat er nog restte van de sla was aangevreten. Ik boog me voorover en trok de resten uit de grond. Pissebedden en spinnen zagen hun diner verdwijnen en zochten hun heil elders. De paar radijsjes die ik nog kon redden deden beslist niet onder voor de bespoten exemplaren in de supermarkt.
Trots wilde ik mijn eigen kweek laten zien, tot Sascha’s stem me op de gang deed stilstaan.
‘Ik maak me zorgen om haar.’
‘Hoezo?’
‘Ze ziet er slecht uit.’
‘Vind je dat gek? Ze heeft de laatste tijd erg veel meegemaakt. Wij allemaal, trouwens. Ik mis Ron en de kinderen ontzettend, maar zij en Ron hadden altijd een speciale band. En een verbroken relatie gaat je niet in de koude kleren zitten,’ zei Nora.
‘Ik ben blij dat ze eindelijk van Ben af is.’
Nora liet een instemmend geluid horen. Toen: ‘Moeten we het er niet eens met haar over hebben?’
‘Over Ron bedoel je? Het houdt vanzelf op,’ antwoordde Sascha.
Nora snoof afkeurend. ‘Ammehoela. Je hoorde toch wat ze zei op je feestje? Ze is er veel te veel mee bezig en houdt almaar vol dat Ron het niet gedaan heeft. Geloof me, ik wou dat ze gelijk had, maar er is geen enkel bewijs voor. Het is al moeilijk genoeg. Je weet hoe er in zo’n klein dorp als dit wordt gekletst. Het is al verschrikkelijk dat er kwaad wordt gesproken over Ron, maar als Liv zo doorgaat…’
‘Geef me de vergiet eens.’
‘Je weet toch hoe ze is? Net zo’n pitbull die bloed proeft en maar niet wil loslaten. Zo was het met Ben ook. Iedereen met ogen in z’n hoofd ziet dat Ben zichzelf op de eerste, tweede én derde plaats zet, maar zij blijft bij hem, hopend en proberend om er iets van te maken. Omdat ze niet wil opgeven. “Ik ben hieraan begonnen, dus maak ik het ook af. En dat gebeurt zoals ik het in mijn hoofd heb. De rest kan hoog springen of laag springen, het maakt niet uit.”’