Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(67)

By:Anita Terpstra


‘Jij denkt dus dat diezelfde persoon het nu op jou heeft voorzien’ zei hij langzaam.

‘Het heeft te maken met die inbraken. Een paar dagen nadat ik hier ben geweest om te vertellen dat ik denk dat Danny’s vrienden er meer van weten, krijg ik een steen door mijn raam. Dit kan geen toeval zijn…’ Ik zweeg verward. Was het een waarschuwing dat ik me er niet mee moest bemoeien? Ik dacht aan degene die ik de allereerste nacht van mijn verblijf in Ida’s huis buiten te hebben zien rondsluipen. ‘Ik neem aan dat je al met ze hebt gesproken.’

‘Ze zeggen van niets te weten.’

‘Natuurlijk niet. Is dat alles wat je gaat doen: een beetje praten? Houden jullie ze in de gaten?’

‘Liv, het probleem is dat je hier iedere keer met een ander verhaal komt. Eerst beschuldig je Steven ervan je banden te hebben doorgesneden en nu zijn het ineens weer Danny’s vrienden.’

Ik voelde me net een goochelaar wiens truc is mislukt.

‘Het is geen toeval,’ hield ik vol.

Peter opende zijn mond om iets te zeggen, maar sloot hem weer. Zijn handen speelden met een paperclip en zijn blik verplaatste zich naar iemand achter mij. Ter begroeting stak hij zijn hand op.

‘Ik wil dat hier rapport van wordt opgemaakt,’ zei ik.

‘Wat?’ De paperclip werd gelanceerd en belandde op de grond.

‘Ik meen het.’

Peter wierp zich op zijn volgende project. Met zijn wijsvinger veegde hij het zand afkomstig van de steen op zijn bureau op een hoopje. Daarna schoof hij het naar de rand van de tafel toe en liet het daar liggen. Hij liep zijn kantoor uit en wenkte iemand.

‘Alex, ik heb een klusje voor je. Mevrouw hier heeft iets te melden.’

Het klonk alsof ik de vermissing van mijn weggelopen kat wilde doorgeven. Alex vroeg me hem te volgen. Hij deed zijn werk volgens het boekje. Hij vroeg of ik een kop koffie wilde, die ik afsloeg, en pakte pen en papier. Na een paar minuten wist hij niks meer te vragen, ging staan en meldde dat hij zo weer terug was. Even later hoorde ik hem op een toetsenbord rammelen. Van al die koffie die ik die ochtend had gedronken moest ik naar het toilet. Ik liep langs het kantoor van Peter, die met zijn rug naar mij toe stond te bellen. Ik hield stil toen ik mijn naam hoorde vallen.

‘Nu is ze hier weer omdat ze beweert dat iemand haar bedreigt door een baksteen door haar raam te gooien.’ Stilte. ‘Net als bij Susan, ja.’ Stilte. ‘Ik maak me zorgen om haar.’ Stilte. ‘Jij bent de professional. Denk je dat… uhum.’ Stilte. ‘Ze lijkt geobsedeerd. Zou het kunnen dat ze zelf die steen…?’ Stilte. ‘Dat bedoel ik. Ze weet dat we haar niet geloven en om ons te overtuigen… Ja, ja, precies.’

Ik had genoeg gehoord en liep verder. Mijn wangen voelden aan alsof ik veel te lang zonder bescherming in de zon had gelegen, maar een blik in de spiegel leerde me dat ik eerder bleek zag. Toen ik weer langs Peters kantoor liep, was het gesprek beëindigd. Alex wapperde om mijn aandacht te trekken met een a4 ’tje, waarop mijn angstige ervaring van de afgelopen nacht was teruggebracht tot twee alinea’s. Ik zette mijn handtekening voor akkoord.

‘Wil je contact met iemand van Slachtofferhulp?’ vroeg Alex.

‘O god, nee. Ik bedoel, ze doen vast prima werk, maar dat is niet nodig.’

‘Sorry, dat hoort erbij. Hé, kom anders vanavond bij ons eten.’

‘Misschien.’

Sascha zou dit ongetwijfeld te horen krijgen, bedacht ik terwijl ik naar buiten liep. Dat kon er ook nog wel bij.

De rest van de dag probeerde ik de indruk te wekken dat ik hard aan het werk was. Ik pleegde telefonisch overleg, tikte rapporten uit en ging langs bij de pleegouders van Mirjam, zoals we het vondelingetje hadden genoemd. Aan het einde van die lange, akelige werkdag gevuld met slechte koffie, computers die het lieten afweten, chagrijnige collega’s en zeurende cliënten verscheen Bernadette aan mijn bureau. Die dag droeg ze een hooggesloten blouse en een stropdas.

‘Hoe gaat het met je?’

‘Prima, dank je. En met jou?’ draaide ik het verplichte riedeltje af. Mijn vingers tikten door en ik hield mijn ogen op het scherm gericht. Bernadette ging op het puntje van mijn bureau zitten, waardoor ik gedwongen werd haar aan te kijken.

‘Ik ben gebeld door Peter.’

De hele dag al pijnigde ik mijn hersens met de vraag wie Peter aan de telefoon had gehad. Dat het Bernadette zou kunnen zijn, was nog niet in me opgekomen.

‘Was je nog van plan om me te vertellen over die baksteen?’

‘Het leek me niet belangrijk genoeg.’

Ze trok een pen naar zich toe en liet hem tussen haar vingers draaien. ‘Belangrijk genoeg om aangifte te doen.’

‘Melding van te maken,’ corrigeerde ik.