Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(64)

By:Anita Terpstra


Het was Alex. ‘Alles goed? Je ziet een beetje bleek.’

‘Benauwd,’ zei ik, wapperend met mijn handen. Ik liep naar de keuken en hield de binnenkant van mijn polsen onder de koude kraan. Alex bleef bij me in de buurt.

‘Het gaat echt wel,’ zei ik.

‘Oké,’ zei Alex, maar het klonk niet alsof hij me geloofde. Ik draaide de kraan weer dicht. Alex overhandigde me een theedoek. Hij maakte aanstalten om terug naar de woonkamer te gaan, maar draaide zich weer om. Hij leek ineens verlegen en staarde naar de grond. ‘Laatst op het bureau ving ik op dat je niet gelooft dat Ron in staat was om te doen wat hij heeft gedaan,’ zei hij omzichtig. ‘Ik wil me nergens mee bemoeien, maar… hoe goed kende je je broer?’

‘Hoe bedoel je?’

Met zijn schoen trok hij patronen op de vloertegels. Na een korte stilte zei hij: ‘Ik heb dit aan niemand verteld, omdat Ron mijn vriend en collega was, en omdat ik niet eens weet of het wel iets betekent.’

‘Zeg het nou maar gewoon.’

Alex keek even achterom en liet zijn stem dalen. ‘Een paar dagen voor zijn dood moesten Ron en ik samen op pad. We namen zijn auto. Hij vroeg me om wat spullen uit de achterbak te halen, zoals voorlichtingsmateriaal en attributen die inbrekers gebruiken om binnen te komen, zodat de mensen een idee krijgen hoe die lui binnenkomen. In de achterbak lag ook een schep. Er zat opgedroogd bloed op. Ik moest er weer aan denken toen jullie Rons spullen gingen opruimen en jij naar die kat vroeg. Dat was rond die tijd. Ik weet nog dat ik het vreemd vond. Wie heeft er nou een schep met bloed in de auto liggen, nietwaar? En toen later Susan naar het bureau kwam om aangifte te doen…’ Hij zweeg.

Alex’ woorden stuiterden in mijn hoofd op en neer, en bezorgden me felle steken achter mijn ogen. Hij moest mijn verwarring hebben gevoeld en leek spijt te hebben van wat hij had gezegd. Hij ging snel over op een ander, meer veilig onderwerp.

‘Hij was echt goed in z’n werk, hoor. Ik was blij dat ik veel met hem samenwerkte, ik kon het nodige van hem leren. We kwamen regelmatig bij van die paniekerige oudjes en hij wist hen altijd gerust te stellen. Hij had in ieder geval meer geduld dan ik. Al moest hij iets honderd keer uitleggen, dan deed hij dat.’

‘Als Ron iets deed, dan deed hij het goed,’ glimlachte ik, meer om Alex’ poging om aardig te zijn dan om de inhoud van zijn woorden.

In de kamer steeg gelach op. Alex pakte een glas, vulde dat met water en gaf het aan mij.

‘Je bent echt niet de enige die zich afvraagt of hij meer had kunnen doen,’ zei Alex.

‘Hoe bedoel je?’

‘We waren niet alleen collega’s, maar ook vrienden. Tenminste, dat dacht ik. Nu blijkt dat ik geen idee had wat er zich allemaal in zijn hoofd afspeelde. Ik speel de film van de weken voor zijn dood telkens weer af, op zoek naar signalen die ik over het hoofd heb gezien. Ik denk steeds dat het misschien anders had kunnen lopen als ik niet zo werd opgeslokt door mijn eigen zorgen.’

‘Ida?’

‘We hebben samen besloten er een punt achter te zetten, maar zoiets gaat je niet in de koude kleren zitten. Ik moest halsoverkop op zoek naar woonruimte…’

‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ onderbrak ik hem.

‘Jawel, dat is nu juist het punt. Als mijn relatie niet op de klippen was gelopen, dan had Ron gewoon bij mij kunnen logeren en misschien had ik dan eerder gezien wat er aan de hand was. Of als ik actiever op zoek was gegaan naar eigen woonruimte in plaats van bij mijn ouders te blijven plakken… Begrijp je wat ik bedoel?’

Ja. Nee. Wilde hij zeggen dat mijn hardnekkige geloof in Rons onschuld voortkwam uit het gevoel dat ik tekort was geschoten? Dat ik liever een of andere vage onschuldtheorie verzon dan dat ik toegaf dat ik had gefaald ten opzichte van mijn broer? Ik wilde hem zeggen dat hij er totaal naast zat, maar op hetzelfde moment dook Sascha achter ons op. ‘Gezellig hier?’ vroeg ze. Alex zoende haar in haar nek.

In de woonkamer had inmiddels een stoelendans plaatsgevonden.

‘Weten jullie al wie de moeder is van die baby?’ vroeg een collega van Sascha gretig zodra ik ging zitten.

‘Nog niet.’

‘Een meisje was het, toch?’

Ik knikte en keek of mijn wijnglas nog ergens stond.

‘Waar is ze nu?’

‘Bij pleegouders.’

‘En als de moeder wordt gevonden? Gaat ze dan terug?’

‘Dat hangt ervan af.’

Met een gezicht waarop de afkeuring in elke rimpel gebeiteld stond, keek ze me aan.

‘Dat meen je niet, hè? Ze moet gestraft worden. Welke moeder doet nou zoiets?’

‘Eentje die heel erg bang is,’ antwoordde ik.

‘Zou ze niet hebben geweten dat ze zwanger was?’ speculeerde ze. ‘Tot op het moment dat het kind zich aandiende? Dat gebeurt, weet je.’