Voor de zekerheid keek ik achterom. Het zou niet de eerste keer zijn dat mijn vader of moeder onverwacht opdook.
‘Dus daar gaat het om? Een soort ruilhandel? Ik ga met jou mee naar Afrika en jij geeft mij kinderen? Schat, die kinderen komen er wel. Laten we eerst de boel hier op orde krijgen, dan komt de rest vanzelf,’ ging hij verder.
Zijn woorden waren als een liedje dat al zo vaak gedraaid was dat ik het niet meer kon horen. Ik dacht terug aan mijn ondoordachte actie, mijn manier om de boel te forceren, waardoor we de avond voor mijn vertrek een knallende ruzie hadden gekregen die me uiteindelijk bij Noah in bed had doen belanden.
‘Liv, ben je daar nog? Ik ben niet meer boos op je. Om dat… ene. Daar komen we wel uit.’ Er klonk een stem op de achtergrond. ‘Wacht even.’ Ik hoorde hem op gedempte toon praten.
‘Ik moet gaan.’
‘Als je nu ophangt, dan…’ dreigde ik.
‘Ik bel je nog.’
‘Ben, ik…’ Een klik, gevolgd door de kiestoon.
Woedend klapte ik de hoorn op de haak. Er volgde een protesterend belletje. Ik proefde de metaalachtige smaak van teleurstelling achter in mijn keel.
Ik pakte mijn koffer in Ida’s logeerkamer uit. In een van de zijvakjes vond ik een sleutelhanger in de vorm van een klein zakmes. Ben had hem voor me gekocht in Nairobi, waar we een nacht hadden doorgebracht voordat we naar het dorpje zouden vertrekken. We hadden de tijd gedood met doelloos langs toeristenwinkeltjes slenteren. Ik bevestigde het zakmes aan Ida’s sleutels. Mijn tandenborstel en andere toiletbenodigdheden zette ik in de badkamer. Op de rand van het bad stond een eendje. Ik drentelde nog wat rond voor ik weer naar beneden ging. Eerst maar naar de supermarkt. Mijn maag snakte naar iets als pasta of rijst. Mijn moeder kan uitstekend koken, maar ik kon geen aardappelen meer zien. Gebakken, gekookt of gepureerd, ik had alle varianten sinds mijn terugkeer voorbij zien komen.
Ik fietste naar de supermarkt en sloeg groot in. Eenmaal thuis was mijn honger verdwenen. De rucola en tomaatjes verdwenen in de koelkast en de saus en pasta in een van de kastjes. In plaats van de voedzame maaltijd die me voor ogen stond, smeerde ik een boterham, propte daar kaas tussen, legde er voor de vorm sla en tomaat overheen en spoelde het geheel weg met een glas wijn. Eten had Ida niet, maar drank des te meer. Terwijl ik mijn bord omspoelde viel mijn oog op de etensbakken van de katten. Ze waren nergens te bekennen. Ik ging naar buiten om ze te zoeken en floot en riep, maar voelde me een beetje belachelijk terwijl ik dat deed. Tot mijn verbazing kwam er een kat aanlopen. Het beest was roodwit gevlekt, wat betekende dat dit Dizzy moest zijn. Ida had haar die naam gegeven omdat ze een beetje scheel was en nogal waggelde, alsof ze niet helemaal goed zag waar ze liep. De andere kat, Moos, was helemaal zwart. Ik vroeg aan Dizzy waar haar vriendje uithing, maar van het gemiauw dat volgde en het geduw tegen mijn been begreep ik alleen dat ze eten wilde. Ik vulde de etensbakken bij en keek toe hoe Dizzy de brokjes naar binnen schrokte. De helft ervan morste ze op de keukenvloer.
Besluiteloos staarde ik uit het keukenraam. Het telefoontje van Ben had laatjes in mijn hoofd opengezet die ik liever dichthield. Ik startte Ida’s laptop op en vulde de naam ‘Thomas van Zanten’ in op Google. Er waren meerdere mensen die zo heetten. Het enige wat ik vond was het knipsel dat ik al had, dat afkomstig bleek uit het Noordelijk Dagblad . Voor de rest was er niets. Het kwam me vreemd voor. Er moest toch meer geschreven zijn over een moord als deze? Ook het online-archief van de krant zelf leverde niets op. Teleurgesteld sloot ik de computer af. Opnieuw vroeg ik me af waarom mijn broer zich in deze zaak had verdiept. Konden de moord op Thomas en de dood van mijn broer met elkaar verband houden? Maar hoe?
Een bad zou me goeddoen, dacht ik, maar ook daar kwam ik niet tot rust. Zodra het hete water mijn lichaam omsloot, wist ik al dat ik het niet langer dan vijf minuten ging volhouden. Het eendje had nergens last van en dobberde onbekommerd mee op mijn bewegingen. Ik droogde me af met een van Ida’s felgekleurde handdoeken en hing die netjes over de verwarming om te drogen.
Beneden installeerde ik me met een kop thee voor de televisie en zapte doelloos van het ene naar het andere kanaal. Praatprogramma’s konden mijn aandacht niet vasthouden en voor films had ik te weinig geduld. Wekenlang had ik de avonden grotendeels met mijn ouders doorgebracht en ernaar verlangd om alleen te zijn, en nu het zover was, wilde ik mensen om me heen.
Ik schrok op toen ik een schaduw voor het raam zag bewegen. Het was Nick. Ik deed de voordeur van het slot en voordat ik iets kon zeggen, barstte Nick los.
‘Waarom heb je me niets verteld over de ruzie tussen Danny en Lian?’
‘Wat?’
‘Volgens Erik hadden Danny en Lian woorden, vlak voordat Danny naar het café ging. Hij zei net tijdens een verhoor dat hij dat tegen jou heeft gezegd. Jij vervolgens niet tegen mij.’