Home>>read Nachtvlucht free online

Nachtvlucht(57)

By:Anita Terpstra


‘Ah, die heeft Erik dus mee. Kijken of de bandjes het goed doen.’ Hij bekeek me nieuwsgierig. Op zijn vraag of ik wist dat de oude banden met een mes waren bewerkt, antwoordde ik bevestigend. ‘Mensen hebben geen respect meer voor elkaars eigendommen,’ mopperde hij. ‘Nog niet zo lang geleden hoefde je in een dorp als dit je achterdeur niet op slot te doen en kon je gewoon je fiets met de sleutel erin bij de supermarkt laten staan zonder dat ie werd gejat.’ Het was alsof ik mijn opa hoorde praten.

Buiten klonk het geluid van naderende sirenes. De monteur hield even op met praten. ‘Dat is hier vlakbij,’ concludeerde hij. Het lawaai verstomde. Een paar tellen later werd er op luide toon gepraat. Aan de achterkant van de garage verscheen een politieauto, die met piepende remmen voor de open deuren stilhield, en op hetzelfde moment kwamen Peter en Nick via de shop binnen.

‘Erik van den Akker,’ riep Peter.

‘Hij is net even een blokje om,’ zei de monteur enigszins beduusd, terwijl agenten met grote stappen door de garage beenden. Ze loerden onder en in auto’s.

‘Ik zeg toch dat hij er niet is,’ voegde hij eraan toe, maar er werd niet naar hem geluisterd. Achter mij verscheen Melanie, die het tafereel met open mond gadesloeg. Ze haalde haar mobiel uit haar broekzak en begon te bellen.

‘Ga jij daar boven eens kijken,’ zei Peter tegen een van de agenten en hij wees naar de kantine, die in het bovenste gedeelte van de garage gehuisvest was.

Nick kwam naast me staan.

‘Wat is dit allemaal?’ vroeg ik hem.

‘De resultaten van het technisch onderzoek van het ongeluk zijn binnen. Het blijkt dat Danny’s auto is overgoten met benzine en in brand is gestoken. Dat maakt het geen ongeluk meer, maar moord.’

‘Erik?’ Mijn eerste gedachte ging niet uit naar hem, maar naar Judy. Al die moeite die zij en haar man zich hadden getroost om het schaap bij de kudde te houden, was voor niets geweest. ‘Stormde je daarom vanmiddag weg?’

‘We hebben een lege jerrycan met zijn vingerafdrukken in zijn kofferbak gevonden.’

‘Maar hij was bewusteloos toen we hem vonden,’ zei ik.

‘Dat had hij kunnen faken.’

In gedachten stelde ik me voor hoe Erik na de klap uit de wagen was geklauterd, de jerrycan met benzine uit de kofferbak had gehaald, de inhoud over Danny’s auto had gegooid, de boel in brand had gestoken en daarna weer op de bestuurdersstoel was gaan zitten wachten tot er iemand zou komen. Hoe lang zou zoiets duren? Een minuut? Twee?

‘Maar waarom zou Erik Danny willen vermoorden?’ Elkaar met auto’s in het vuur van de strijd achternazitten was iets anders dan doelbewust een auto in de brand steken.

‘Ze waren niet bepaald elkaars beste vrienden. En dan was er dat gedoe met Lian nog,’ somde hij op. ‘Geloof me, er worden mensen vermoord om minder.’

‘Dat met Lian is maanden geleden gebeurd. Waarom dan nu pas?’

‘Gelegenheid maakt de dief, of moordenaar in dit geval. Als het zou lijken op een ongeluk, dan zou hij ermee wegkomen.’

Er werd getoeterd. Het was Erik, in mijn Nissan, die hij achter de politiewagen parkeerde. Hij stapte uit en voordat hij kon vragen wat er aan de hand was, renden de politiemannen naar hem toe en sloegen hem in de boeien. Zonder pardon werd hij in de auto geduwd. Net zo snel als ze gekomen waren, reden ze weer weg. Toen ik me omdraaide om Nick nog wat te vragen, was hij al verdwenen. Iedere keer dat ik knipperde, zag ik Eriks geschokte uitdrukking op zijn gezicht.

Zoals altijd met warm weer lokte het vooruitzicht van een ijskoude douche, maar zodra ik onder de straal stond, zette ik de thermostaat hoger. In het gehucht waar Ben en ik woonden waren alleen koude douches. Heel even stond ik mezelf toe aan Ben te denken. Wat zou hij op dit moment doen? Miste hij me? Ik draaide de kraan dicht en droogde me af met een handdoek die zo ruw was dat het voelde alsof ik een stomp scheermesje gebruikte. Mijn huid prikte en werd rood, maar op de een of andere manier voelde ik me schoner dan ooit. Via het open slaapkamerraam dreef gepraat en gelach naar binnen, vergezeld door de geur van barbecue.

In de tuin stond een tafel die bijna bezweek onder de hoeveelheid salades, stokbrood, bier, frisdrank en vlees, veel vlees.

‘Is er nog wat over voor mij?’ grapte ik.

Ik ontwaarde mijn ouders, een paar mannen van het loonbedrijf die door mijn vader werden ingehuurd in drukke tijden, Sascha, Alex en Rik. Nora was nergens te bekennen. Mijn vader had de leiding over de barbecue en draaide zorgvuldig enkele worstjes en hamburgers om. Rik stond erbij en gaf commentaar.

‘Volgens mij moeten er wat houtskool bij. Het brandt niet,’ was zijn vakkundige oordeel.

Mijn vader liet zich niet van de wijs brengen. ‘Als je zo doorgaat, lig je straks zelf op het rooster,’ waarschuwde hij.